Überblick über die niederländische Grammatik

Finden Sie niederländische Grammatiktafeln, Übungen, Arbeitsblätter und Präsentationen, die für den Einsatz in Konversationskursen optimiert sind.

    Angewandte Grammatik Arbeitsblätter und Übungen Audio und Video

Jetzt anmelden!

A1.1.1: Persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij,…) (Persönliche Pronomen (ik, jij, hij, …))

Typ: Pronomen
Kapitel: Groeten en afscheid (Grüße und Abschiede)
Niveau: A1
Modul 1 (A1): Jezelf voorstellen (Sich selbst vorstellen)

A1.2.2: Het alfabet en de uitspraak (Das Alphabet und die Aussprache)

Typ: Alphabet
Kapitel: Je naam zeggen (Deinen Namen sagen)
Niveau: A1
Modul 1 (A1): Jezelf voorstellen (Sich selbst vorstellen)

A1.3.2: Bepaalde en onbepaalde lidwoorden (de, het, een) (Bestimmte und unbestimmte Artikel (de, het, een))

Typ: Artikel
Kapitel: Waar kom je vandaan? (Woher kommst du?)
Niveau: A1
Modul 1 (A1): Jezelf voorstellen (Sich selbst vorstellen)

A1.3.3: Het zelfstandig naamwoord (enkelvoud & meervoud) (Das Substantiv (Singular & Plural))

Typ: Substantive
Kapitel: Waar kom je vandaan? (Woher kommst du?)
Niveau: A1
Modul 1 (A1): Jezelf voorstellen (Sich selbst vorstellen)

A1.4.2: Hoofdtelwoorden (Kardinalzahlen)

Typ: Zahlen
Kapitel: Cijfers en tellen (Zahlen und Zählen)
Niveau: A1
Modul 1 (A1): Jezelf voorstellen (Sich selbst vorstellen)

A1.5.3: De bezittelijke voornaamwoorden (mijn, jouw, zijn,...) (Die Possessivpronomen (mein, dein, sein,...))

Typ: Pronomen
Kapitel: Familie (Familie)
Niveau: A1
Modul 1 (A1): Jezelf voorstellen (Sich selbst vorstellen)

A1.6.2: Vraagwoorden (hoe, hoeveel, waar, wanneer) (Fragewörter (hoe, hoeveel, waar, wanneer))

Typ: Fragen
Kapitel: Je leeftijd zeggen (Sagen Sie Ihr Alter)
Niveau: A1
Modul 1 (A1): Jezelf voorstellen (Sich selbst vorstellen)

A1.7.2: Vraagwoorden (wie, wat, welk(e)) (Fragewörter (wie, was, welcher(e)))

Typ: Fragen
Kapitel: Beroepen en studies (Berufe und Studium)
Niveau: A1
Modul 1 (A1): Jezelf voorstellen (Sich selbst vorstellen)

A1.8.3: Hoofdzinnen en ja/nee-vragen (Hauptsätze und Ja-Nein-Fragen)

Typ: Fragen
Kapitel: Adres en contactgegevens (Adresse und Kontaktdaten)
Niveau: A1
Modul 1 (A1): Jezelf voorstellen (Sich selbst vorstellen)

A1.8.2: Onvoltooid tegenwoordige tijd: regelmatige werkwoorden (Präsens: regelmäßige Verben)

Typ: Verben
Kapitel: Adres en contactgegevens (Adresse und Kontaktdaten)
Niveau: A1
Modul 1 (A1): Jezelf voorstellen (Sich selbst vorstellen)

A1.9.2: Voorzetsels van tijd (in, om, op, voor,...) (Zeitpräpositionen (in, om, op, voor,...))

Typ: Präpositionen
Kapitel: Dagen van de week en dagdelen (Wochentage und Tagesabschnitte)
Niveau: A1
Modul 2 (A1): Van uren tot seizoenen (Von Stunden zu Jahreszeiten)

A1.10.2: Onpersoonlijke werkwoorden (Unpersönliche Verben)

Typ: Verben
Kapitel: Het weer (Das Wetter)
Niveau: A1
Modul 2 (A1): Van uren tot seizoenen (Von Stunden zu Jahreszeiten)

A1.11.1: Rangtelwoorden (Ordnungszahlen)

Typ: Zahlen
Kapitel: Rangtelwoorden (Ordnungszahlen)
Niveau: A1
Modul 2 (A1): Van uren tot seizoenen (Von Stunden zu Jahreszeiten)

A1.12.2: Toekomende tijd met 'gaan' (Zukunft mit 'gaan')

Typ: Verben
Kapitel: Seizoenen, maanden en delen van het jaar (Jahreszeiten, Monate und Teile des Jahres)
Niveau: A1
Modul 2 (A1): Van uren tot seizoenen (Von Stunden zu Jahreszeiten)

A1.13.2: Hoe zeg je de tijd? (Wie sagt man die Uhrzeit?)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Hoe laat is het? De klok lezen. (Uhrzeit und Uhr ablesen)
Niveau: A1
Modul 2 (A1): Van uren tot seizoenen (Von Stunden zu Jahreszeiten)

A1.14.2: Hoe formuleer je de datum? (Wie formuliert man das Datum?)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Kalenderdata en feestdagen (Kalenderdaten und Feiertage)
Niveau: A1
Modul 2 (A1): Van uren tot seizoenen (Von Stunden zu Jahreszeiten)

A1.15.2: Nevenschikkende voegwoorden (en, maar, of, want) (Nebenordnende Konjunktionen (en, maar, of, want))

Typ: Konjunktion
Kapitel: Dagelijks eten (Tägliches Essen)
Niveau: A1
Modul 3 (A1): Dag tot dag (Tag für Tag)

A1.16.2: Wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren) (Reflexive Verben (zich wassen, zich scheren))

Typ: Verben
Kapitel: Dagelijkse routines (Tägliche Routine)
Niveau: A1
Modul 3 (A1): Dag tot dag (Tag für Tag)

A1.17.2: Modale werkwoorden (moeten, kunnen, mogen) (Modale Verben (moeten, kunnen, mogen))

Typ: Verben
Kapitel: Koken en bakken (Kochen und Backen)
Niveau: A1
Modul 3 (A1): Dag tot dag (Tag für Tag)

A1.18.2: De uitspraak van ui, ou, eu, oe (Die Aussprache von ui, ou, eu, oe)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Dingen vragen (Dinge fragen)
Niveau: A1
Modul 3 (A1): Dag tot dag (Tag für Tag)

A1.19.2: Bijwoorden van hoeveelheid (veel, weinig, genoeg,...) (Adverbien der Menge (viel, wenig, genug, ...))

Typ: Adverbien
Kapitel: Prijzen en geld (Preise und Geld)
Niveau: A1
Modul 3 (A1): Dag tot dag (Tag für Tag)

A1.20.2: Uitspraak van 'e', 'ee' en 'e' (Aussprache von 'e', 'ee' und 'e')

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Boodschappen doen (Lebensmittel einkaufen)
Niveau: A1
Modul 3 (A1): Dag tot dag (Tag für Tag)

A1.21.2: Persoonlijke voornaamwoorden: voorwerp (mij, jou, hem,...) (Persönliche Pronomen: Objekt (mij, jou, hem,...))

Typ: Pronomen
Kapitel: In de kledingwinkel (Im Kleidungsgeschäft)
Niveau: A1
Modul 3 (A1): Dag tot dag (Tag für Tag)

A1.22.2: Veel gebruikte onregelmatige werkwoorden (Häufig verwendete unregelmäßige Verben)

Typ: Verben
Kapitel: Lichaamsdelen (Körperteile)
Niveau: A1
Modul 3 (A1): Dag tot dag (Tag für Tag)

A1.23.2: Bijvoeglijke naamwoorden (Adjektive)

Typ: Adjektive
Kapitel: Fysiek en uiterlijk (Körperliche Merkmale)
Niveau: A1
Modul 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Objekte und Personen beschreiben)

A1.24.2: Het uitdrukken van voorkeuren en afkeuren (Das Ausdrücken von Vorlieben und Ablehnungen)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Kleuren (Farben)
Niveau: A1
Modul 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Objekte und Personen beschreiben)

A1.25.2: Voorzetsels Om, door, aan, naar, met,... (Präpositionen Om, door, aan, naar, met,...)

Typ: Präpositionen
Kapitel: Emoties en gevoelens (Emotionen und Gefühle)
Niveau: A1
Modul 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Objekte und Personen beschreiben)

A1.26.2: Trappen van vergelijking (Steigerungsformen)

Typ: Adjektive
Kapitel: Zintuigen en waarnemen (Sinne und Wahrnehmung)
Niveau: A1
Modul 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Objekte und Personen beschreiben)

A1.27.2: Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat) (Demonstrativpronomen (deze, die, dit, dat))

Typ: Pronomen
Kapitel: Vormen en figuren (Formen und Gestalten)
Niveau: A1
Modul 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Objekte und Personen beschreiben)

A1.28.2: Negatie (Negation)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Karakter en persoonlijkheid (Charakter und Persönlichkeit)
Niveau: A1
Modul 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Objekte und Personen beschreiben)

A1.29.2: Verkleinwoorden (Verkleinerungsformen)

Typ: Substantive
Kapitel: Fysieke toestanden en sensaties (Körperliche Zustände und Empfindungen)
Niveau: A1
Modul 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Objekte und Personen beschreiben)

A1.30.2: Bijwoorden Anders, graag, zo, heel,... (Adverbien Anders, graag, zo, heel,...)

Typ: Adverbien
Kapitel: Ziekte en pijn (Krankheit und Schmerz)
Niveau: A1
Modul 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Objekte und Personen beschreiben)

A1.31.2: Gebruik van 'er' en 'daar' (Verwendung von 'er' und 'daar')

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Ons huis (Unser Haus)
Niveau: A1
Modul 5 (A1): Thuis (Zu Hause)

A1.32.2: Uitspraak van \"sch\", \"ch\", \"g\" (Aussprache von "sch", "ch", "g")

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Meubilair (Möbel)
Niveau: A1
Modul 5 (A1): Thuis (Zu Hause)

A1.33.1: Voorzetsels van plaats (aan, in, onder,...) (Ortspräpositionen (aan, in, onder,...))

Typ: Präpositionen
Kapitel: Servies (Geschirr)
Niveau: A1
Modul 5 (A1): Thuis (Zu Hause)

A1.34.1: Onbepaalde voornaamworden (ieder, elk, alles, wat, wie, allemaal) (Unbestimmte Fürwörter (ieder, elk, alles, wat, wie, allemaal))

Typ: Pronomen
Kapitel: Huishoudelijke apparaten (Haushaltsgeräte)
Niveau: A1
Modul 5 (A1): Thuis (Zu Hause)

A1.35.2: Zinnen verbinden met dus, omdat, want, ook (Sätze verbinden mit dus, omdat, want, ook)

Typ: Konjunktion
Kapitel: Huisvesting en accommodatie (Wohnen und Unterbringung)
Niveau: A1
Modul 5 (A1): Thuis (Zu Hause)

A1.36.1: Zijn aan het + infinitief (Sein am + Infinitiv)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Kamerplanten en tuinplanten (Zimmerpflanzen und Gartenpflanzen)
Niveau: A1
Modul 5 (A1): Thuis (Zu Hause)

A1.37.1: Uitspraak van 'ij' en 'ei' (Aussprache von 'ij' und 'ei')

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Jouw huisdieren (Ihre Haustiere)
Niveau: A1
Modul 5 (A1): Thuis (Zu Hause)

A1.38.2: Het voltooid deelwoord met hebben/zijn (Das Partizip Perfekt mit haben/sein)

Typ: Verben
Kapitel: Dagelijkse diensten (Tägliche Dienstleistungen)
Niveau: A1
Modul 6 (A1): De stad en het dorp (Die Stadt und das Dorf)

A1.39.2: Voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord (Partizipien als Adjektiv)

Typ: Adjektive
Kapitel: Eten bestellen en uit eten gaan (Essen bestellen und auswärts essen)
Niveau: A1
Modul 6 (A1): De stad en het dorp (Die Stadt und das Dorf)

A1.40.3: Bijwoorden van frequentie (soms, vaak, nooit, ...) (Adverbien der Häufigkeit (soms, vaak, nooit, ...))

Typ: Adverbien
Kapitel: Sport en beweging (Sport und Bewegung)
Niveau: A1
Modul 6 (A1): De stad en het dorp (Die Stadt und das Dorf)

A1.41.1: Bijwoorden van tijd (nu, dan, morgen...) (Adverbien der Zeit (nu, dan, morgen...))

Typ: Adverbien
Kapitel: Hobby's beschrijven (Hobbys beschreiben)
Niveau: A1
Modul 6 (A1): De stad en het dorp (Die Stadt und das Dorf)

A1.42.1: Voorzetsels van richting ( door, langs, naar, ...) (Präpositionen der Richtung (door, langs, naar, ...))

Typ: Präpositionen
Kapitel: Transport (Transportmittel)
Niveau: A1
Modul 6 (A1): De stad en het dorp (Die Stadt und das Dorf)

A1.43.2: Gebiedende wijs (Imperativ)

Typ: Verben
Kapitel: Routebeschrijving vragen en geven (Nach dem Weg fragen und ihn geben)
Niveau: A1
Modul 6 (A1): De stad en het dorp (Die Stadt und das Dorf)

A1.44.2: Gebruik van zullen (voorstel, belofte, waarschijnlijkheid) (Verwendung von zullen (Vorschlag, Versprechen, Wahrscheinlichkeit))

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Vrijdagavond uit (Freitagabend)
Niveau: A1
Modul 6 (A1): De stad en het dorp (Die Stadt und das Dorf)

A1.45.1: Woorden met een trema (Wörter mit einem Trema)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Muziek en kunst (Musik und Kunst)
Niveau: A1
Modul 6 (A1): De stad en het dorp (Die Stadt und das Dorf)

A2.1.1: Werkwoorden met '(om) te', 'laten' en 'aan het' (Verben mit '(om) te', 'laten' und 'aan het')

Typ: Verben
Kapitel: Vakantieplannen (Urlaubspläne)
Niveau: A2
Modul 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Reisen: ab ins Unbekannte!)

A2.2.1: Wanneer geen artikel gebruiken (Wann kein Artikel verwendet wird)

Typ: Artikel
Kapitel: Je bagage pakken (Koffer packen)
Niveau: A2
Modul 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Reisen: ab ins Unbekannte!)

A2.3.1: Onregelmatige vergelijkingen (Unregelmäßige Vergleiche)

Typ: Adjektive
Kapitel: Boek uw accommodatie (Buche deine Unterkunft.)
Niveau: A2
Modul 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Reisen: ab ins Unbekannte!)

A2.4.1: Algemene zinsbouw (Allgemeiner Satzbau)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Op het vliegveld en in het vliegtuig. (Am Flughafen und im Flugzeug.)
Niveau: A2
Modul 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Reisen: ab ins Unbekannte!)

A2.4.2: Voorzetselgroep (Präpositionalgruppe)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Op het vliegveld en in het vliegtuig. (Am Flughafen und im Flugzeug.)
Niveau: A2
Modul 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Reisen: ab ins Unbekannte!)

A2.5.1: Verschil tussen heel, zeer en veel" (Unterschied zwischen heel, zeer und veel)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Transport huren (Ein Transportmittel mieten)
Niveau: A2
Modul 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Reisen: ab ins Unbekannte!)

A2.6.1: Het meewerkend voorwerp (Das indirekte Objekt)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Op hotel (Im Hotel)
Niveau: A2
Modul 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Reisen: ab ins Unbekannte!)

A2.7.1: Voltooid deelwoord: sterke en zwakke werkwoorden (Partizip Perfekt: starke und schwache Verben)

Typ: Verben
Kapitel: Als toerist in de stad (Als Tourist in der Stadt)
Niveau: A2
Modul 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Reisen: ab ins Unbekannte!)

A2.8.1: Onregelmatige voltooid deelwoorden (Unregelmäßige Partizipien Perfekt)

Typ: Verben
Kapitel: Vakantieramp? (Urlaubsdesaster?)
Niveau: A2
Modul 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Reisen: ab ins Unbekannte!)

A2.9.1: Onvoltooid verleden tijd: zwakke werkwoorden (Präteritum: schwache Verben)

Typ: Verben
Kapitel: Papierwerk en bureaucratie (Papierkram und Bürokratie)
Niveau: A2
Modul 2 (A2): Maatschappij en overheid (Gesellschaft und Regierung)

A2.10.2: Onvoltooid verleden tijd: regelmatige werkwoorden met klankverandering (Imperfekt: regelmäßige Verben mit Lautveränderung)

Typ: Verben
Kapitel: Heb je het nieuws gehoord? (Haben Sie die Neuigkeiten gehört?)
Niveau: A2
Modul 2 (A2): Maatschappij en overheid (Gesellschaft und Regierung)

A2.11.2: Onvoltooid verleden tijd: sterke werkwoorden (Imperfekt: starke Verben)

Typ: Verben
Kapitel: Hulpdiensten (Notdienste)
Niveau: A2
Modul 2 (A2): Maatschappij en overheid (Gesellschaft und Regierung)

A2.12.1: Onvoltooid verleden tijd: onregelmatige werkwoorden (Imperfekt: unregelmäßige Verben)

Typ: Verben
Kapitel: Mijn tijd op school (Meine Schulzeit)
Niveau: A2
Modul 2 (A2): Maatschappij en overheid (Gesellschaft und Regierung)

A2.13.1: Wensen uitdrukken met de onvoltooid verleden tijd (Wünsche mit dem Imperfekt ausdrücken)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Bij de bank (Bei der Bank)
Niveau: A2
Modul 2 (A2): Maatschappij en overheid (Gesellschaft und Regierung)

A2.14.1: Tijdsaanduidingen bij onvoltooid verleden tijd (gisteren, vorige week) (Zeitangaben bei onvoltooid verleden tijd (gisteren, vorige week))

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Universitaire opleiding (Hochschulabschluss)
Niveau: A2
Modul 2 (A2): Maatschappij en overheid (Gesellschaft und Regierung)

A2.15.1: Voltooid tegenwoordige tijd of onvoltooid verleden tijd? (Perfekt oder Präteritum?)

Typ: Verben
Kapitel: De regering en verkiezingen (Die Regierung und die Wahlen)
Niveau: A2
Modul 2 (A2): Maatschappij en overheid (Gesellschaft und Regierung)

A2.16.1: Toekomende tijd (zullen, gaan) (Zukunft (zullen, gaan))

Typ: Verben
Kapitel: Naar een concert gaan (Zu einem Konzert gehen)
Niveau: A2
Modul 3 (A2): Weekendplannen (Wochenendpläne)

A2.17.1: De reële voorwaarde (Die reale Bedingung)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Vrienden bezoeken (Freunde besuchen)
Niveau: A2
Modul 3 (A2): Weekendplannen (Wochenendpläne)

A2.18.1: Samengestelde zelfstandige naamwoorden (Zusammengesetzte Substantive)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Bezoek het platteland (Mach einen Ausflug aufs Land!)
Niveau: A2
Modul 3 (A2): Weekendplannen (Wochenendpläne)

A2.18.2: Onbepaalde telwoorden (veel, weinig, wat) (Unbestimmte Zahlwörter (viel, wenig, wat, ...))

Typ: Zahlen
Kapitel: Bezoek het platteland (Mach einen Ausflug aufs Land!)
Niveau: A2
Modul 3 (A2): Weekendplannen (Wochenendpläne)

A2.19.1: Wederkerig voornaamwoord (elkaar, elkaars) (Reziprokes Pronomen (einander, elkaars))

Typ: Pronomen
Kapitel: Op de camping (Auf dem Campingplatz)
Niveau: A2
Modul 3 (A2): Weekendplannen (Wochenendpläne)

A2.20.1: Onbepaalde voornaamwoorden (zoals iemand, niemand, alles) (Unbestimmte Pronomen (wie jemand, niemand, alles))

Typ: Pronomen
Kapitel: Familie-uitje naar de dierentuin (Familienausflug in den Zoo)
Niveau: A2
Modul 3 (A2): Weekendplannen (Wochenendpläne)

A2.20.2: Zelfstandig gebruik van aanwijzende voornaamwoorden (Selbstständige Verwendung von Demonstrativpronomen)

Typ: Pronomen
Kapitel: Familie-uitje naar de dierentuin (Familienausflug in den Zoo)
Niveau: A2
Modul 3 (A2): Weekendplannen (Wochenendpläne)

A2.21.1: Zinsbouw: inversie (Satzbau: Inversion)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Op zondag een wandeling maken. (Einen Sonntagsspaziergang machen.)
Niveau: A2
Modul 3 (A2): Weekendplannen (Wochenendpläne)

A2.22.1: Tijdsbepalingen: voordat, nadat, als, wanneer (Zeitangaben: bevor, nachdem, als, wenn)

Typ: Adverbien
Kapitel: Persoonlijke hygiëne (Körperhygiene)
Niveau: A2
Modul 4 (A2): Levensstijl (Lifestyle)

A2.23.1: Meervoud van zelfstandig naamwoord (Mehrzahl des Substantivs)

Typ: Substantive
Kapitel: Hobbylessen (Hobby-Kurse)
Niveau: A2
Modul 4 (A2): Levensstijl (Lifestyle)

A2.24.1: Uitzonderingen bij het meervoud (Ausnahmen im Plural)

Typ: Substantive
Kapitel: Afhaalmaaltijden (Essen zum Mitnehmen)
Niveau: A2
Modul 4 (A2): Levensstijl (Lifestyle)

A2.25.1: Betrekkelijke voornaamwoorden (die, dat, wat, wie) (Relativpronomen (die, dat, wat, wie))

Typ: Pronomen
Kapitel: Gezonde voeding en gewoontes (Gesunde Ernährung und Gewohnheiten)
Niveau: A2
Modul 4 (A2): Levensstijl (Lifestyle)

A2.26.1: Bijvoeglijk naamwoord met of zonder -e (Adjektiv mit oder ohne -e)

Typ: Adjektive
Kapitel: (Duurzaam) vervoer ((Nachhaltiger) Verkehr)
Niveau: A2
Modul 4 (A2): Levensstijl (Lifestyle)

A2.27.1: Sterke werkwoorden: onvoltooid verleden tijd en voltooid deelwoord (Starke Verben: Präteritum und Partizip Perfekt)

Typ: Verben
Kapitel: Kledingstijlen en mode (Kleidungsstile und Mode)
Niveau: A2
Modul 4 (A2): Levensstijl (Lifestyle)

A2.28.1: Tijdsuitdrukkingen (deze week, een tijd geleden, ...) (Zeitangaben (deze week, een tijd geleden, ...))

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Oefening en levensstijl (Bewegung und Lifestyle)
Niveau: A2
Modul 4 (A2): Levensstijl (Lifestyle)

A2.29.1: Onvoltooid verleden toekomende tijd (Unvollendete Vergangenheit der Zukunft)

Typ: Verben
Kapitel: Bij de makelaar (Beim Immobilienmakler)
Niveau: A2
Modul 5 (A2): Dagelijks huishouden (Täglicher Haushalt)

A2.30.1: De irreële voorwaarde (Die irreale Bedingung)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: In de bibliotheek (In der Bibliothek)
Niveau: A2
Modul 5 (A2): Dagelijks huishouden (Täglicher Haushalt)

A2.31.1: Advies geven (Ratschläge geben)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Bucketlist (Wunschliste)
Niveau: A2
Modul 5 (A2): Dagelijks huishouden (Täglicher Haushalt)

A2.32.1: Wensen, beleefdheid en suggesties met onvoltooid verleden toekomende tijd (Wünsche, Höflichkeit und Vorschläge mit onvoltooid verleden toekomende tijd)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Gezinsplannen (Familienpläne)
Niveau: A2
Modul 5 (A2): Dagelijks huishouden (Täglicher Haushalt)

A2.33.1: Bijwoorden: binnenkort, pas, misschien, graag, anders (Adverbien: binnenkort, pas, misschien, graag, anders)

Typ: Adverbien
Kapitel: Mijn eigen bedrijf (Mein eigenes Geschäft)
Niveau: A2
Modul 5 (A2): Dagelijks huishouden (Täglicher Haushalt)

A2.34.1: Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden (Nebenordnende und unterordnende Konjunktionen)

Typ: Konjunktion
Kapitel: Met pensioen gaan (Im Ruhestand)
Niveau: A2
Modul 5 (A2): Dagelijks huishouden (Täglicher Haushalt)

A2.35.1: Voorzetsels binnen, rond, tegen, vanuit (Präpositionen binnen, rond, tegen, vanuit)

Typ: Präpositionen
Kapitel: Lokale diensten en winkels (Dienstleistungen und Geschäfte vor Ort)
Niveau: A2
Modul 5 (A2): Dagelijks huishouden (Täglicher Haushalt)

A2.36.1: Vragende voornaamwoorden (wie, wat, welk(e)) (Fragepronomen (wie, wat, welk(e)))

Typ: Pronomen
Kapitel: Van postkantoor naar e-mail (Von der Post zur E-Mail)
Niveau: A2
Modul 6 (A2): Op het werk (Bei der Arbeit)

A2.37.1: Scheidbare werkwoorden (Trennbare Verben)

Typ: Verben
Kapitel: Op zoek naar een baan (Auf Jobsuche)
Niveau: A2
Modul 6 (A2): Op het werk (Bei der Arbeit)

A2.38.1: Vraagzin (Fragesatz)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Sollicitatiegesprek (Vorstellungsgespräch)
Niveau: A2
Modul 6 (A2): Op het werk (Bei der Arbeit)

A2.39.1: Woordvolgorde in gebiedende wijs (Wortstellung im Imperativ)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Teamwerk (Teamarbeit)
Niveau: A2
Modul 6 (A2): Op het werk (Bei der Arbeit)

A2.40.1: Akkoord en niet akkoord uitdrukken (Zustimmung und Ablehnung ausdrücken)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Kantoor en vergaderingen (Büro und Meetings)
Niveau: A2
Modul 6 (A2): Op het werk (Bei der Arbeit)

A2.41.1: Je mening geven (Deine Meinung äußern)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Meningen en onderhandelingen (Meinungen und Verhandlungen)
Niveau: A2
Modul 6 (A2): Op het werk (Bei der Arbeit)

A2.42.1: Indirecte rede (Indirekte Rede)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Organisatie en delegatie (Organisation und Delegation)
Niveau: A2
Modul 6 (A2): Op het werk (Bei der Arbeit)

A2.43.1: Passieve zinnen (Passive Sätze)

Typ: Sätze / Wortkombinationen
Kapitel: Thuiswerken of op kantoor? (Remote-Arbeit oder Büro?)
Niveau: A2
Modul 6 (A2): Op het werk (Bei der Arbeit)