- Verwendung nach einer Präposition: z. B. met haar, voor ons.
- Vervangen een zelfstandig naamwoord: 'Ik zie Jan' → 'Ik zie hem'.
- Gebrauch abhängig von Person und Zahl: 'ik' → 'mij', 'zij' → 'haar'.
Persoon (Person) | Enkelvoud (Singular) | Meervoud (Mehrzahl) |
---|---|---|
1. | mij/me | ons |
2. | jou/je | jullie/je |
3. | hem/haar | hen/hun/ze |
Ausnahmen!
- 'hun' wird als indirektes Objekt benutzt: 'Ik geef hun een boek'.
Übung 1: Persoonlijke voornaamwoorden: voorwerp (mij, jou, hem,...)
Anleitung: Füllen Sie das richtige Wort ein.
jou, hen, mij, hem, haar
Übung 2: Mehrfachauswahl
Anleitung: Wählen Sie die richtige Lösung
1. Ik koop een jas voor ___.
(Ich kaufe ihr eine Jacke.)2. Kun je met ___ naar de winkel komen?
(Kannst du mit mir zum Laden kommen?)3. Ik geef ___ het t-shirt.
(Ich gebe ihnen das T-Shirt.)4. Wij wachten op ___ bij de paskamer.
(Wir warten auf dich an der Umkleidekabine.)5. Hij zoekt het jasje voor ___.
(Er sucht die Jacke für mich.)6. De verkoopster toont de broek aan ___.
(Die Verkäuferin zeigt ihm die Hose.)