Unterrichtsrichtlinien +/- 15 Minuten

Audio und Video

  1. Bei nebenordnenden Konjunktionen steht das Verb an zweiter Stelle.
  2. Bei unterordnenden Konjunktionen steht das Verb ganz am Ende.
Categorie (Kategorie)Voegwoorden (Konjunktionen)Voorbeeldzin (Beispielsatz)
Nevenschikkende voegwoorden (Nebenordnende Konjunktionen)en
maar
of
want
Ik ga met pensioen en ik geniet van mijn vrije tijd. (Ich gehe in Rente und ich genieße meine Freizeit.)
Ik mag met pensioen, maar ik wil dit nog niet. (Ich darf in Rente gehen, aber ich will das noch nicht.)
Wil je straks naar het strand of zwembad? (Möchtest du später zum Strand oder ins Schwimmbad?)
Ik ga met pensioen want ik heb lang gewerkt. (Ich gehe in Rente weil ich lange gearbeitet habe.)
Onderschikkende voegwoorden (Unterordnende Konjunktionen)als
dat
of
omdat
Wat ga je doen als je met pensioen bent? (Was wirst du tun als du in Rente bist?)
Ik hoop dat ik gauw op pensioen mag. (Ich hoffe dass ich bald in Rente gehen darf.)
Ik vraag hem of hij vrijwilligerswerk doet. (Ich frage ihn ob er Freiwilligenarbeit macht.)
Ik ga men pensioen omdat ik oud ben. (Ich gehe in Rente weil ich alt bin.)
Voegwoorden (Konjunktionen) + te + infinitiefom
zonder
Piet gaat met pensioen om te rusten. (Piet geht in Rente um sich auszuruhen.)
Je kan niet met pensioen zonder een risico te nemen. (Man kann nicht in Rente gehen ohne, ein Risiko einzugehen.)

Übung 1: Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden

Anleitung: Füllen Sie das richtige Wort ein.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

want, en, omdat, om, of, zonder, maar

1.
Ik ga naar buiten ... ik geniet van het mooie weer.
(Ich gehe nach draußen und ich genieße das schöne Wetter.)
2.
Wil je naar het strand ... naar het zwembad in je vrije tijd?
(Möchtest du in deiner Freizeit an den Strand oder ins Schwimmbad gehen?)
3.
Ik beslis om met pensioen te gaan ... meer vrije tijd te hebben.
(Ich entscheide mich, in Rente zu gehen, um mehr Freizeit zu haben.)
4.
Ik neem het risico, ... ik wil genieten van het leven.
(Ich gehe das Risiko ein, denn ich möchte das Leben genießen.)
5.
Het pensioen is belangrijk, ... ik wil me ook niet vervelen.
(Die Rente ist wichtig, aber ich will mich auch nicht langweilen.)
6.
Ik doe vrijwilligerswerk ... ik veel vrije tijd heb.
(Ich mache Freiwilligenarbeit, weil ich viel Freizeit habe.)
7.
Hij ging weg, ... iets te zeggen.
(Er ging weg, ohne etwas zu sagen.)
8.
Wil je vrijwilligerswerk doen ... ga niet toen tijdens je pensioen?
(Möchtest du Freiwilligenarbeit leisten oder nicht während deiner Pension?)

Übung 2: Mehrfachauswahl

Anleitung: Wähle den korrekten Satz in Bezug auf nebenordnende und unterordnende Konjunktionen.

1.
Fout: het werkwoord moet direct na het onderwerp staan bij nevenschikkende voegwoorden.
Negatie wordt hier verkeerd geplaatst; de woordvolgorde is onjuist door het extra woord na het werkwoord.
2.
Bij het onderschikkende voegwoord 'dat' hoort het werkwoord achteraan te staan, niet direct na het onderwerp.
Foutieve woordvolgorde bij onderschikkende voegwoorden; het werkwoord hoort helemaal achteraan.
3.
Fout: het werkwoord moet aan het einde van de bijzin staan bij het onderschikkende voegwoord 'of'.
Verkeerde volgorde; het werkwoord hoort achteraan, niet direct na 'of'.
4.
Onvolledige infinitief; het hele werkwoord moet na 'te' komen.
Onjuiste woordvolgorde; het gehele werkwoord moet na 'te' staan, niet ervoor.