- Manchmal steht ein zweites Verb im Satz. Dieses Verb steht meistens am Ende des Satzes.
- Eine Präpositionalgruppe ist ein Satzteil, der mit einer Präposition beginnt.
- Eine Präpositionalphrase kann vor oder nach dem zweiten Verb stehen.
Plaats (Ort) | Voorbeeld (Beispiel) | Toelichting (Erläuterung) |
---|---|---|
1e plaats | Piet | Onderwerp (Subjekt) |
2e plaats | heeft | Persoonsvorm (Personalform) |
3e plaats | een banaan | Lijdend voorwerp (Akkusativobjekt) |
4e plaats | gegeten | 2e werkwoord (zweites Verb) |
5e plaats | op het werk. | Voorzetselgroep (Präpositionalgruppe) |
Übung 1: Voorzetselgroep
Anleitung: Füllen Sie das richtige Wort ein.
aan de balie, gecontroleerd, op de luchthaven, in de cockpit, gevolgd, veiligheidsgordel
1.
Wij hebben de instructies van de stewardess ...
(Wir haben den Anweisungen der Stewardess gefolgt)
2.
Ik toon mijn identiteitskaart ....
(Ich zeige meinen Personalausweis am Schalter vor.)
3.
Hij checkt in ....
(Er checkt am Flughafen ein.)
4.
Zij draagt haar ... in het vliegtuig.
(Sie trägt ihren Sicherheitsgurt im Flugzeug.)
5.
De piloot blijft ... tijdens de turbulentie.
(Der Pilot bleibt während der Turbulenzen im Cockpit.)
6.
De stewardess heeft de veiligheidsgordel ... voor de start.
(Die Flugbegleiterin hat den Sicherheitsgurt vor dem Start überprüft.)
Übung 2: Mehrfachauswahl
Anleitung: Wähle den richtigen Satz mit dem korrekten allgemeinen Satzbau nach der festen Reihenfolge: Subjekt + Personalform + Zeit + direktes Objekt + Ort.
1.
Onjuiste volgorde: de persoonsvorm (controleert) moet direct na het onderwerp staan, hier staat die te ver naar achteren.
Foute woordvolgorde: de persoonsvorm staat niet op de tweede plaats; het onderwerp moet direct na de persoonsvorm komen.
2.
De persoonsvorm moet direct na het onderwerp komen; hier staat die te ver naar achteren.
In een gewone mededelende zin mag de persoonsvorm niet voor het onderwerp staan.
3.
Tijd moet op de derde plaats staan, hier staat die ten onrechte vóór persoonsvorm en onderwerp.
Tijd moet na de persoonsvorm en vóór het lijdend voorwerp komen; hier staat de tijd te laat in de zin.
4.
Tijd moet direct na de persoonsvorm komen en vóór het lijdend voorwerp.
Tijd moet op de derde plaats staan, na onderwerp en persoonsvorm, niet vóór het onderwerp.