Niveau:
A1
1.
Jezelf voorstellen
(Sich selbst vorstellen)
|
-
Leer hoe je jezelf kan voorstellen bij eerste ontmoetingen.
(Lernen, wie man sich bei ersten Begegnungen vorstellt.)
-
Persoonlijke voornaamwoorden
(Personalpronomen)
-
Veelgebruikte basiswerkwoorden
(Häufig verwendete Grundverben)
|
Teilen
Kopiert!
|
Niveau:
A1
2.
Van uren tot seizoenen
(Von Stunden zu Jahreszeiten)
|
-
Praat over seizoenen, weken, maanden
(Über Jahreszeiten, Wochen, Monate sprechen)
-
Vraag en zeg de tijd
(Die Uhrzeit erfragen und angeben)
-
Beschrijf je dag
(Beschreiben Sie Ihren Tag)
|
Teilen
Kopiert!
|
Niveau:
A1
3.
Dag tot dag
(Tag für Tag)
|
-
De student kan praten over dagelijkse activiteiten.
(Der Schüler kann über alltägliche Aktivitäten sprechen.)
-
Basis modale werkwoorden.
(Grundlegende Modalverben.)
-
Tegenwoordige tijd vervoeging van regelmatige werkwoorden
(Präsenskonjugation von regelmäßigen Verben)
|
Teilen
Kopiert!
|
Niveau:
A1
4.
Objecten en mensen beschrijven
(Objekte und Personen beschreiben)
|
-
Kleine praatjes over de omgeving.
(Smalltalk über die Umgebung.)
-
Veelvoorkomende bijvoeglijke naamwoorden en voorwerpen.
(Häufige Adjektive und Objekte.)
-
Bijvoeglijke naamwoorden, meervouden en aanwijzende voornaamwoorden.
(Adjektivdeklination, Pluralformen und Demonstrativpronomen.)
|
Teilen
Kopiert!
|
Niveau:
A1
5.
Thuis
(Zu Hause)
|
-
Beschrijf je huis en alle kamers.
(Beschreibe dein Zuhause und alle Zimmer.)
-
Basis huisdieren en planten in en rondom het huis.
(Grundlegende Haustiere und Pflanzen im und um das Haus.)
|
Teilen
Kopiert!
|
Niveau:
A1
6.
De stad en het dorp
(Die Stadt und das Dorf)
|
-
De student kan spreken over de meest voorkomende dagelijkse situaties in een stad.
(Der Student kann über die häufigsten Alltagssituationen in einer Stadt sprechen.)
-
Vraag en geef aanwijzingen
(Nach dem Weg fragen und Wegbeschreibungen geben)
|
Teilen
Kopiert!
|
Niveau:
A2
1.
Reizen: op avontuur!
(Reisen: ab ins Unbekannte!)
|
-
Plannen en roosteren
(Planung und Terminierung)
-
Gebieden
(Gebote)
-
Vakantiewoordenboek
(Urlaubswortschatz)
|
Teilen
Kopiert!
|
Niveau:
A2
2.
Natuur en milieu
(Natur und Umwelt)
|
-
Praat over de aarde, planeten en het universum.
(Sprich über die Erde, Planeten und das Universum.)
-
Uitgebreide planten- en dierenwoordenschat.
(Erweiterter Pflanzen- und Tiervokabular.)
-
Vergelijkingen en beschrijvingen
(Vergleiche und Beschreibungen)
|
Teilen
Kopiert!
|
Niveau:
A2
3.
De goeie oude tijd
(Die guten alten Zeiten)
|
-
Beschrijf gebeurtenissen in het verleden.
(Ereignisse in der Vergangenheit beschreiben.)
-
Vertel verhalen en ervaringen.
(Erzähle Geschichten und Erfahrungen.)
-
Beschrijf verschillende periodes van je leven.
(Beschreibe verschiedene Phasen deines Lebens.)
|
Teilen
Kopiert!
|
Niveau:
A2
4.
Werk en studie
(Arbeiten und studieren)
|
-
Dagelijkse werkwoordenschat
(Täglicher Arbeitswortschatz)
-
Een baan vinden en krijgen
(Arbeit finden und bekommen)
-
Directe en indirecte objecten
(Direkte und indirekte Objekte)
|
Teilen
Kopiert!
|
Niveau:
A2
5.
Toekomstplannen
(Zukunftspläne)
|
-
Plannen voor de toekomst
(Pläne für die Zukunft)
-
Praten over verschillende levensscenario's
(Über verschiedene Lebensszenarien sprechen)
-
Toekomende werkwoordstijden
(Zukünftige Zeitformen)
|
Teilen
Kopiert!
|
Niveau:
A2
6.
Levensstijl
(Lifestyle)
|
-
Praat over je levensstijl
(Erzählen Sie von Ihrem Lebensstil)
-
Ontdek levensstijlen van nu en het verleden
(Entdecken Sie Lebensstile von heute und der Vergangenheit)
|
Teilen
Kopiert!
|