- Verwende werden + Infinitiv für Pläne oder Versprechen.
- Verwende gaan + Infinitiv für Aktionen in der nahen Zukunft.
Persoon (Person) | Zullen (werden) | Gaan (gehen) |
---|---|---|
ik (ich) | zal zingen | ga zingen |
jij (du) | zult zingen | gaat zingen |
hij/zij/het (er/sie/es) | zal zingen | gaat zingen |
wij (wir) | zullen zingen | gaan zingen |
jullie (ihr) | zullen zingen | gaan zingen |
zij (sie) | zullen zingen | gaan zingen |
Übung 1: Toekomende tijd (zullen, gaan)
Anleitung: Füllen Sie das richtige Wort ein.
gaat, zullen, Zullen, ga
1.
Hij ... straks zijn viool oefenen.
(Er wird gleich seine Geige üben.)
2.
Wij ... morgen naar een concert gaan.
(Wir werden morgen zu einem Konzert gehen.)
3.
... we samen naar de opera gaan?
(Wollen wir zusammen zur Oper gehen?)
4.
We ... samen naar een festival gaan.
(Wir werden zusammen zu einem Festival gehen.)
5.
Ze ... popmuziek spelen op het festival.
(Sie werden Popmusik auf dem Festival spielen.)
6.
De muzikant ... een nieuw lied zingen.
(Der Musiker wird ein neues Lied singen.)
7.
Ik ... tickets kopen voor de musical.
(Ich werde Tickets für das Musical kaufen.)
Übung 2: Mehrfachauswahl
Anleitung: Wählen Sie den korrekten Satz, der die Zukunftsform richtig mit „werden“ oder „gehen“ + Infinitiv verwendet.
1.
Dubbele infinitief is onjuist; er mag slechts één vervoegd werkwoord voor de infinitief staan.
Hoewel 'gaan + infinitief' de nabije toekomst aanduidt, past 'zal' hier beter bij een gepland koopmoment.
2.
Verkeerde woordvolgorde; de infinitief 'oefenen' moet direct na 'zal' komen zonder 'gaan' erbij.
Onjuiste plaatsing van 'zal'; dit werkwoord hoort niet tussen onderwerp en infinitief te staan in deze constructie.
3.
Onjuiste combinatie; je gebruikt niet 'gaan' en 'zullen' samen met twee infinitieven in één zin.
Deze opbouw is grammaticaal fout; 'gaan' hoort niet tussen 'zullen' en de infinitief te staan.
4.
Onvolledige zin; 'zullen' vereist altijd een infinitief erachter om de toekomst te vormen.