- Verwenden Sie elkaar als Subjekt, wenn es aus mehreren Personen besteht.
- „Elkaars“ zeigt Besitz an und gehört zu einem Substantiv.
- Das reziproke Pronomen folgt oft dem Verb.
- Das Reflexivpronomen kann ein direktes oder indirektes Objekt sein und es kann nach einer Präposition stehen. Zum Beispiel: Sie sprechen miteinander.
Zelfstandig (Selbstständig) | Bijvoeglijk (Possessiv) | |
---|---|---|
Neutraal (Neutral) | elkaar (einander) | elkaars (einander) |
Informeel (mekaar) | mekaar (miteinander) | mekaars (miteinander) |
Voorbeelden (Beispiele) | Ze helpen elkaar. (Sie helfen einander.) We hebben mekaar al weken niet gezien. (Wir haben uns schon seit Wochen nicht gesehen.) | Ze gebruiken elkaars telefoon. (Sie benutzen jedes andere Telefon.) Wij dragen mekaars tassen naar school. (Wir tragen mekaars Taschen zur Schule.) |
Ausnahmen!
- Im umgangssprachlichen Gebrauch wird oft mekаar(s) verwendet.
Übung 1: Wederkerig voornaamwoord (elkaar, elkaars)
Anleitung: Füllen Sie das richtige Wort ein.
elkaars, elkaar
1.
Iedereen respecteert ... plek op de camping.
(Jeder respektiert den Platz des anderen auf dem Campingplatz.)
2.
We zitten naast ... en kijken naar de sterren.
(Wir sitzen nebeneinander und schauen uns die Sterne an.)
3.
De kinderen tonen ... hun nieuwe tent.
(Die Kinder zeigen sich gegenseitig ihr neues Zelt.)
4.
Ze praten de hele avond met ... over de reis.
(Sie unterhalten sich den ganzen Abend über die Reise.)
5.
We gebruiken altijd ... spullen in de caravan.
(Wir benutzen immer gegenseitig unsere Sachen im Wohnwagen.)
6.
Wij helpen ... op de camping met de tent opzetten.
(Wir helfen einander auf dem Campingplatz beim Zeltaufbau.)
7.
Ze gaven ... een kaart van de omgeving.
(Sie gaben sich gegenseitig eine Karte von der Umgebung.)
Übung 2: Mehrfachauswahl
Anleitung: Wähle den richtigen Satz mit dem korrekten reflexiven Fürwort: „einander“ oder „einiges von einander“. Achte genau auf das Subjekt und den Besitz im Satz.
1.
'Elkaars' is bezittelijk en kan niet zonder zelfstandig naamwoord worden gebruikt.
'Mekaars' is informeel en onjuist zonder een zelfstandig naamwoord.
2.
'Elkaar' is hier onjuist; bezit wordt uitgedrukt met 'elkaars'.
'Mekaar' is informeel, maar zonder 's' is de bezitsvorm onjuist bij 'kaarten'.
3.
'Elkaars' kan niet na een voorzetsel staan zonder een zelfstandig naamwoord.
'Mekaars' kan niet zonder zelfstandig naamwoord na een voorzetsel worden gebruikt.
4.
'Elkaar' is hier fout; bezit moet worden uitgedrukt met 'elkaars'.
'Mekaar' zonder 's' is niet de juiste bezitsvorm bij 'rugzakken'.