Winkelen (einkaufen) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

 Winkelen (einkaufen) - Verbkonjugation und Übungen

Winkelen - Konjugation von Einkaufen in Niederländisch: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Präsens, Indikativ. (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Alle Konjugationen und Zeiten: Winkelen (einkaufen) - Verbkonjugation und Übungen

Lehrplan: Niederländischunterricht - Boodschappen doen (Lebensmittel einkaufen)

Konjugation von einkaufen im Präsens (OTT)

Niederländisch Deutsch
ik winkel ich kaufe ein
jij winkelt Du kaufst ein.
hij/zij/het winkelt Er/sie/es kauft ein
wij winkelen Wir einkaufen
jullie winkelen Ihr kauft ein.
zij winkelen sie kaufen ein

Beispielsätze

Niederländisch Deutsch
Ik winkel graag op de markt. Ich kaufe gerne auf dem Markt ein.
Jij winkelt elke vrijdag bij de supermarkt. Du kaufst jeden Freitag im Supermarkt ein.
Hij winkelt voor verse vis en vlees. Er kauft frischen Fisch und Fleisch ein.
Wij winkelen samen voor de week. Wir kaufen zusammen für die Woche ein.
Jullie winkelen bij de supermarkt elke woensdag. Ihr kauft jeden Mittwoch im Supermarkt ein.
Zij winkelen voor groente en fruit. Sie kaufen Gemüse und Obst ein.

Übung: Verbkonjugation

Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

winkelen, winkelt, winkel

1.
Ik ... graag op de markt.
(Ich kaufe gerne auf dem Markt ein.)
2.
Jij ... elke vrijdag bij de supermarkt.
(Du kaufst jeden Freitag im Supermarkt ein.)
3.
Hij ... voor verse vis en vlees.
(Er kauft frischen Fisch und Fleisch ein.)
4.
Wij ... samen voor de week.
(Wir kaufen zusammen für die Woche ein.)
5.
Jullie ... bij de supermarkt elke woensdag.
(Ihr kauft jeden Mittwoch im Supermarkt ein.)
6.
Zij ... voor groente en fruit.
(Sie kaufen Gemüse und Obst ein.)