Slapen (schlafen) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

 Slapen (schlafen) - Verbkonjugation und Übungen

Slapen - Konjugation von Schlafen auf Niederländisch: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Präsens, Indikativ. (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Alle Konjugationen und Zeiten: Slapen (schlafen) - Verbkonjugation und Übungen

Lehrplan: Niederländischunterricht - Dagelijkse routines (Tägliche Routine)

Konjugation von schlafen im Präsens

Niederländisch Deutsch
ik slaap ich schlafe
jij slaapt du schläfst
hij/zij/het slaapt er/sie/es schläft
wij slapen wir schlafen
jullie slapen Ihr schlaft
zij slapen Sie schlafen

Beispielsätze

Niederländisch Deutsch
Ik slaap elke nacht vroeg. Ich schlafe jede Nacht früh.
Jij slaapt na het avondeten. Du schläfst nach dem Abendessen.
Hij slaapt altijd om negen uur. Er schläft immer um neun Uhr.
Wij slapen na het werken. Wir schlafen nach der Arbeit.
Jullie slapen in het weekend uit. Ihr schlaft am Wochenende aus.
Zij slapen na het douchen. Sie schlafen nach dem Duschen.

Übung: Verbkonjugation

Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

slaap, slaapt, slapen

1.
Zij ... na het douchen.
(Sie schlafen nach dem Duschen.)
2.
Ik ... elke nacht vroeg.
(Ich schlafe jede Nacht früh.)
3.
Hij ... altijd om negen uur.
(Er schläft immer um neun Uhr.)
4.
Jij ... na het avondeten.
(Du schläfst nach dem Abendessen.)
5.
Jullie ... in het weekend uit.
(Ihr schlaft am Wochenende aus.)
6.
Wij ... na het werken.
(Wir schlafen nach der Arbeit.)