10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Unterrichtsrichtlinien +/- 15 Minuten

Audio und Video

Gespräch

1. Beller: Hallo, ik ben op de A2, richting Utrecht. Er is een ongeluk gebeurd. (Hallo, ich bin auf der A2 in Richtung Utrecht. Es hat einen Unfall gegeben.) Anzeigen
2. Operator 112: Weet u waar op de A2 u bent? Ziet u een hectometerpaaltje? (Wissen Sie, wo Sie auf der A2 sind? Sehen Sie ein Halbkilometerschild?) Anzeigen
3. Beller: Even kijken… Ja, ik zie een bordje: kilometer 173. (Mal sehen... Ja, ich sehe ein Schild: Kilometer 173.) Anzeigen
4. Operator 112: Wat is er gebeurd? (Was ist passiert?) Anzeigen
5. Beller: Twee auto's zijn tegen elkaar gebotst. Eén persoon ligt op de grond op de rechterrijstrook en beweegt niet. (Zwei Autos sind zusammengestoßen. Eine Person liegt auf dem Boden auf dem rechten Fahrstreifen und bewegt sich nicht.) Anzeigen
6. Operator 112: Is er rook of brand? (Gibt es Rauch oder Feuer?) Anzeigen
7. Beller: Nee, geen brand, maar er is wel veel schade aan de auto's. (Nein, kein Brand, aber es gibt viel Schaden an den Autos.) Anzeigen
8. Operator 112: Is er medische hulp nodig? (Wird medizinische Hilfe benötigt?) Anzeigen
9. Beller: Ja, ik denk het wel. Iemand bloedt en een andere persoon zit vast in de auto. (Ja, ich denke schon. Jemand blutet und eine andere Person sitzt im Auto fest.) Anzeigen
10. Operator 112: Dank u. De ambulance en de brandweer zijn onderweg. Blijf bij de gewonden, maar raak ze niet aan. (Danke. Der Krankenwagen und die Feuerwehr sind unterwegs. Bleiben Sie bei den Verletzten, aber berühren Sie sie nicht.) Anzeigen
11. Beller: Ok, ik wacht op de hulpdiensten op de vluchtstrook. (Ok, ich warte auf die Einsatzkräfte am Standstreifen.) Anzeigen
12. Operator 112: We zijn onderweg. (Wir sind auf dem Weg.) Anzeigen

Übung 1: Diskussionsfragen

Anleitung: Diskutiert die Fragen, nachdem ihr das Audio gehört oder den Text gelesen habt.

  1. Waar is het ongeval gebeurde?
    2. Wo ist der Unfall passiert?
  2. Heb jij een ongeval meegemaakt? Waar en wanneer?
    3. Haben Sie einen Unfall erlebt? Wo und wann?
  3. Heb jij al eens de hulpdiensten gebeld?
    4. Haben Sie schon die Rettungsdienste angerufen?

Übung 2: Ordne den Text

Anleitung: Nummeriere die Sätze in der richtigen Reihenfolge und lies sie laut vor.

Übersetzung anzeigen
5
... Twee auto's zijn tegen elkaar gebotst. Eén persoon ligt op de grond op de rechterrijstrook en beweegt niet.
(Zwei Autos sind zusammengestoßen. Eine Person liegt auf dem Boden auf dem rechten Fahrstreifen und bewegt sich nicht.)
3
... Even kijken… Ja, ik zie een bordje: kilometer 173.
(Mal sehen... Ja, ich sehe ein Schild: Kilometer 173.)
11
... Ok, ik wacht op de hulpdiensten op de vluchtstrook.
(Ok, ich warte auf die Einsatzkräfte am Standstreifen.)
8
... Is er medische hulp nodig?
(Wird medizinische Hilfe benötigt?)
12
12 We zijn onderweg.
(Wir sind auf dem Weg.)
7
... Nee, geen brand, maar er is wel veel schade aan de auto's.
(Nein, kein Brand, aber es gibt viel Schaden an den Autos.)
2
... Weet u waar op de A2 u bent? Ziet u een hectometerpaaltje?
(Wissen Sie, wo Sie auf der A2 sind? Sehen Sie ein Halbkilometerschild?)
10
... Dank u. De ambulance en de brandweer zijn onderweg. Blijf bij de gewonden, maar raak ze niet aan.
(Danke. Der Krankenwagen und die Feuerwehr sind unterwegs. Bleiben Sie bei den Verletzten, aber berühren Sie sie nicht.)
4
... Wat is er gebeurd?
(Was ist passiert?)
9
... Ja, ik denk het wel. Iemand bloedt en een andere persoon zit vast in de auto.
(Ja, ich denke schon. Jemand blutet und eine andere Person sitzt im Auto fest.)
1
1 Hallo, ik ben op de A2, richting Utrecht. Er is een ongeluk gebeurd.
(Hallo, ich bin auf der A2 in Richtung Utrecht. Es hat einen Unfall gegeben.)
6
... Is er rook of brand?
(Gibt es Rauch oder Feuer?)