10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Uitpakken (auspacken) - Verbkonjugation und Übungen

Konjugation des uitpakken (auspacken) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

Uitpakken (auspacken) - Verbkonjugation und Übungen

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A2

Modul 1: Reizen: op avontuur! (Reisen: ab ins Unbekannte!)

Lektion 2: Je bagage pakken (Koffer packen)

Infinitief Voltooid deelwoord
Uitpakken (Auspacken) Uitgepakt (Ausgepackt)

Zeitformen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) pak uit ich packe aus
(jij) pakt uit / pak uit du packst aus / pack aus
(hij/zij/het) pakt uit er/sie/es packt aus
(wij) pakken uit wir packen aus
(jullie) pakken uit ihr packt aus
(zij) pakken uit sie packen aus

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) pakte uit Ich packte aus
(jij) pakte uit du packtest aus
(hij/zij/het) pakte uit er/sie/es packte aus
(wij) pakten uit wir packten aus
(jullie) pakten uit ihr packtet aus
(zij) pakten uit sie packten aus

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Niederländisch Deutsch
ik heb uitgepakt Ich habe ausgepackt
jij hebt uitgepakt / heb je uitgepakt du hast ausgepackt / hast du ausgepackt
hij/zij/het heeft uitgepakt Er/sie/es hat ausgepackt
wij hebben uitgepakt Wir haben ausgepackt
jullie hebben uitgepakt ihr habt ausgepackt
zij hebben uitgepakt Sie haben ausgepackt

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Niederländisch Deutsch
ik had uitgepakt ich hatte ausgepackt
jij had uitgepakt / had jij uitgepakt? du hattest ausgepackt / hattest du ausgepackt?
hij/zij/het had uitgepakt er/sie/es hat ausgepackt
wij hadden uitgepakt wir hatten ausgepackt
jullie hadden uitgepakt Ihr habt ausgepackt
zij hadden uitgepakt sie hatten ausgepackt

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal uitpakken ich werde auspacken
(jij) zal uitpakken / zult uitpakken du wirst auspacken / ihr werdet auspacken
(hij/zij/het) zal uitpakken er/sie/es wird auspacken
(wij) zullen uitpakken wir werden auspacken
(jullie) zullen uitpakken ihr werdet auspacken
(zij) zullen uitpakken sie werden auspacken

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Niederländisch Deutsch
ik zal uitgepakt hebben Ich werde ausgepackt haben
jij zult uitgepakt hebben / zul je uitgepakt hebben du wirst ausgepackt haben
hij/zij/het zal uitgepakt hebben er/sie/es wird ausgepackt haben
wij zullen uitgepakt hebben wir werden ausgepackt haben
jullie zullen uitgepakt hebben ihr werdet ausgepackt haben
zij zullen uitgepakt hebben sie werden ausgepackt haben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Niederländisch Deutsch
ik zou uitpakken Ich würde auspacken
jij zou uitpakken du würdest auspacken
hij/zij/het zou uitpakken er/sie/es würde auspacken
wij zouden uitpakken wir würden auspacken
jullie zouden uitpakken ihr würdet auspacken
zij zouden uitpakken Sie würden auspacken

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Niederländisch Deutsch
ik zou uitgepakt hebben Ich hätte ausgepackt
jij zou uitgepakt hebben / zou uitgepakt hebben du hättest ausgepackt
hij/zij/het zou uitgepakt hebben Er/sie/es hätte ausgepackt
wij zouden uitgepakt hebben wir hätten ausgepackt
jullie zouden uitgepakt hebben Ihr hättet ausgepackt
zij zouden uitgepakt hebben Sie hätten ausgepackt
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Niederländisch Deutsch
Pak uit! Du packst aus!