Reageren (reagieren) - Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Präteritum, indikativ) Teilen Kopiert!

Reageren - Konjugation von reagieren im Niederländischen: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Plusquamperfekt, Indikativ. (Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs).
Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Präteritum, indikativ)
Alle Konjugationen und Zeiten: Reageren (reagieren) - Verbkonjugation und Übungen
Lehrplan: Niederländischunterricht - Heb je het nieuws gehoord? (Haben Sie die Neuigkeiten gehört?)
Konjugation von reagieren im Präteritum
Niederländisch | Deutsch |
---|---|
(ik) reageerde | ich reagierte |
(jij) reageerde/reageerde | du reagiertest |
(hij/zij/het) reageerde | er/sie/es reagierte |
(wij) reageerden | wir reagierten |
(jullie) reageerden | ihr reagiertet |
(zij) reageerden | sie reagierten |
Beispielsätze
Niederländisch | Deutsch |
---|---|
Ik reageerde snel op het nieuws van de zender. | Ich reagierte schnell auf die Nachricht des Senders. |
Jij reageerde op de presentator van het programma. | Du hast auf den Moderator der Sendung reagiert. |
Hij reageerde bezorgd op het verslag op televisie. | Er reagierte besorgt auf den Bericht im Fernsehen. |
Wij reageerden samen op het internetbericht van de presentatrice. | Wir reagierten gemeinsam auf die Internetnachricht der Moderatorin. |
Jullie reageerden op de reactie tijdens het televisieprogramma. | Ihr reagiertet auf die Reaktion während der Fernsehsendung. |
Zij reageerden met vragen over het nieuwste nieuws. | Sie reagierten mit Fragen über die neuesten Nachrichten. |
Übung: Verbkonjugation
Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.
reageerden, reageerde
1.
Jij ... op de presentator van het programma.
(Du hast auf den Moderator der Sendung reagiert.)
2.
Ik ... snel op het nieuws van de zender.
(Ich reagierte schnell auf die Nachricht des Senders.)
3.
Zij ... met vragen over het nieuwste nieuws.
(Sie reagierten mit Fragen über die neuesten Nachrichten.)
4.
Jullie ... op de reactie tijdens het televisieprogramma.
(Ihr reagiertet auf die Reaktion während der Fernsehsendung.)
5.
Wij ... samen op het internetbericht van de presentatrice.
(Wir reagierten gemeinsam auf die Internetnachricht der Moderatorin.)
6.
Hij ... bezorgd op het verslag op televisie.
(Er reagierte besorgt auf den Bericht im Fernsehen.)