Reageren (reagieren) - Verbkonjugation und Übungen Teilen Kopiert!

Konjugation des reageren (reagieren) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A2

Modul 2: Maatschappij en overheid (Gesellschaft und Regierung)

Lektion 10: Heb je het nieuws gehoord? (Haben Sie die Neuigkeiten gehört?)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Reageren (reagieren)	Gereageerd (reagiert)

Zeitformen

Aantonende wijs

Niederländisch	Deutsch
(ik) reageer	ich reagiere
(jij) reageert/reageer	du reagierst/reagiere
(hij/zij/het) reageert	erreagiert/sie reagiert/es reagiert
(wij) reageren	wir reagieren
(jullie) reageren	ihr reagiert
(zij) reageren	sie reagieren

Niederländisch	Deutsch
(ik) heb gereageerd	Ich habe reagiert
(jij) hebt gereageerd/heb gereageerd	du hast reagiert
(hij/zij/het) heeft gereageerd	er/sie/es hat reagiert
(wij) hebben gereageerd	wir haben reagiert
(jullie) hebben gereageerd	Ihr habt reagiert
(zij) hebben gereageerd	sie haben reagiert

Niederländisch	Deutsch
(ik) heb gereageerd	ich habe reagiert
(jij) hebt gereageerd/heb gereageerd	du hast reagiert
(hij/zij/het) heeft gereageerd	er hat reagiert / sie hat reagiert / es hat reagiert
(wij) hebben gereageerd	wir haben reagiert
(jullie) hebben gereageerd	ihr habt reagiert
(zij) hebben gereageerd	sie haben reagiert

Niederländisch	Deutsch
(ik) zal reageren	ich werde reagieren
(jij) zult reageren / zal reageren	du wirst reagieren
(hij/zij/het) zal reageren	er wird reagieren
(wij) zullen reageren	wir werden reagieren
(jullie) zullen reageren	ihr werdet reagieren
(zij) zullen reageren	sie werden reagieren

Niederländisch	Deutsch
(ik) zal hebben gereageerd	ich werde reagiert haben
(jij) zal/zult hebben gereageerd	du wirst reagiert haben
(hij/zij/het) zal hebben gereageerd	er/sie/es wird reagiert haben
(wij) zullen hebben gereageerd	wir werden reagiert haben
(jullie) zullen hebben gereageerd	ihr werdet reagiert haben
(zij) zullen hebben gereageerd	sie werden reagiert haben

Conditionele wijs

Niederländisch	Deutsch
ik zou gereageerd hebben	ich würde reagieren
jij zou gereageerd hebben	du würdest reagiert haben
hij/zij/het zou gereageerd hebben	er/sie/es hätte reagiert
wij zouden gereageerd hebben	wir würden reagiert haben
jullie zouden gereageerd hebben	Ihr würdet reagiert haben
zij zouden gereageerd hebben	sie würden reagiert haben

Niederländisch	Deutsch
(ik) zou gereageerd hebben	Ich hätte reagiert
(jij) zou gereageerd hebben	du hättest reagiert
(hij/zij/het) zou gereageerd hebben	er würde reagiert haben
(wij) zouden gereageerd hebben	wir hätten reagiert
(jullie) zouden gereageerd hebben	ihr hättet reagiert
(zij) zouden gereageerd hebben	sie hätten reagiert

Imperatief (gebiedende wijs)

Niederländisch	Deutsch
Reageer!	Du reagierst!