Proberen (probieren) - Verbkonjugation und Übungen Teilen Kopiert!

Konjugation des proberen (probieren) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A2

Modul 4: Levensstijl (Lifestyle)

Lektion 24: Afhaalmaaltijden (Essen zum Mitnehmen)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Proberen (probieren)	Geprobeerd (probiert)

Zeitformen

Aantonende wijs

Niederländisch	Deutsch
ik heb geprobeerd	Ich habe probiert
jij hebt geprobeerd / je hebt geprobeerd	du hast probiert / du hast probiert
(hij/zij/het) hij heeft geprobeerd	er hat probiert
wij hebben geprobeerd	wir haben probiert
jullie hebben geprobeerd	Ihr habt probiert
zij hebben geprobeerd	sie haben probiert

Niederländisch	Deutsch
(ik) zal proberen te	ich werde probieren zu
(jij) zal proberen te / zult proberen te	du wirst probieren
(hij/zij/het) zal proberen te	er/sie/es wird probieren zu
(wij) zullen proberen te	wir werden probieren zu
(jullie) zullen proberen te	Ihr werdet probieren zu
(zij) zullen proberen te	sie werden probieren zu

Niederländisch	Deutsch
(ik) zal geprobeerd hebben	ich werde probiert haben
(jij) zal geprobeerd hebben / zul geprobeerd hebben	du wirst probiert haben
(hij/zij/het) zal geprobeerd hebben	er wird probiert haben
(wij) zullen geprobeerd hebben	wir werden probiert haben
(jullie) zullen geprobeerd hebben	ihr werdet probiert haben
(zij) zullen geprobeerd hebben	Sie werden probiert haben

Conditionele wijs

Niederländisch	Deutsch
(ik) zou hebben geprobeerd	ich würde probieren
(jij) zou hebben geprobeerd	du würdest probieren
(hij/zij/het) zou hebben geprobeerd	er/sie/es hätte probiert
(wij) zouden hebben geprobeerd	wir würden probieren
(jullie) zouden hebben geprobeerd	ihr hättet probieren sollen
(zij) zouden hebben geprobeerd	sie würden probieren

Niederländisch	Deutsch
ik zou geprobeerd hebben	ich hätte probiert
jij zou geprobeerd hebben / zou je geprobeerd hebben	du hättest probieren sollen
(hij/zij/het) hij zou geprobeerd hebben / zij zou geprobeerd hebben / het zou geprobeerd hebben	er hätte probiert / sie hätte probiert / es hätte probiert
wij zouden geprobeerd hebben	wir hätten probiert
jullie zouden geprobeerd hebben	ihr hättet probiert
zij zouden geprobeerd hebben	sie hätten probiert

Imperatief (gebiedende wijs)

Niederländisch	Deutsch
Probeer!	Versuche