10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Ophalen (abholen) - Verbkonjugation und Übungen

Konjugation des ophalen (abholen) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

Ophalen (abholen) - Verbkonjugation und Übungen

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A2

Modul 1: Reizen: op avontuur! (Reisen: ab ins Unbekannte!)

Lektion 5: Transport huren (Ein Transportmittel mieten)

Infinitief Voltooid deelwoord
Ophalen (Abholen) Opgehaald (Abgeholt)

Zeitformen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) haal op ich hole ab
(jij) haalt op / haal je op du holst ab / holst du ab
(hij/zij/het) haalt op er/sie/es holt ab
(wij) halen op wir holen ab
(jullie) halen op ihr holt ab
(zij) halen op sie holen ab

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) haalde op ich holte ab
(jij) haalde op / haalde op du holtest ab / du holtest ab
(hij/zij/het) haalde op er/sie/es holte ab
(wij) haalden op wir holten ab
(jullie) haalden op ihr holtet ab
(zij) haalden op sie holten ab

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) heb opgehaald ich habe abgeholt
(jij) hebt opgehaald/hebt opgehaald du hast abgeholt
(hij/zij/het) heeft opgehaald er hat abgeholt/sie hat abgeholt/es hat abgeholt
(wij) hebben opgehaald wir haben abgeholt
(jullie) hebben opgehaald Ihr habt abgeholt
(zij) hebben opgehaald sie haben abgeholt

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) heb opgehaald ich habe abgeholt
(jij) hebt opgehaald / hebt opgehaald du hast abgeholt
(hij/zij/het) heeft opgehaald er/sie/es hat abgeholt
(wij) hebben opgehaald wir haben abgeholt
(jullie) hebben opgehaald ihr habt abgeholt
(zij) hebben opgehaald sie haben abgeholt

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal ophalen Ich werde abholen
(jij) zal ophalen / zult ophalen du wirst abholen
(hij/zij/het) zal ophalen er/sie/es wird abholen
(wij) zullen ophalen wir werden abholen
(jullie) zullen ophalen ihr werdet abholen
(zij) zullen ophalen sie werden abholen

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal opgehaald hebben ich werde abgeholt haben
(jij) zult opgehaald hebben / zal opgehaald hebben du wirst abgeholt haben
(hij/zij/het) zal opgehaald hebben er/sie/es wird abgeholt haben
(wij) zullen opgehaald hebben wir werden abgeholt haben
(jullie) zullen opgehaald hebben ihr werdet abgeholt haben
(zij) zullen opgehaald hebben sie werden abgeholt haben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zou opgehaald hebben ich hätte abgeholt
(jij) zou opgehaald hebben du hättest abgeholt
(hij/zij/het) zou opgehaald hebben er hätte abgeholt
(wij) zouden opgehaald hebben wir hätten abgeholt
(jullie) zouden opgehaald hebben ihr hättet abgeholt
(zij) zouden opgehaald hebben sie hätten abgeholt

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zou opgehaald hebben Ich hätte abgeholt
(jij) zou opgehaald hebben du hättest abgeholt
(hij/zij/het) zou opgehaald hebben er/sie/es hätte abgeholt
(wij) zouden opgehaald hebben wir hätten abgeholt
(jullie) zouden opgehaald hebben ihr hättet abgeholt
(zij) zouden opgehaald hebben sie hätten abgeholt
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Niederländisch Deutsch
Haal op! du holst ab