Komen (kommen) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

 Komen (kommen) - Verbkonjugation und Übungen

Komen - Konjugation von Kommen auf Niederländisch: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Präsens, Indikativ (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Alle Konjugationen und Zeiten: Komen (kommen) - Verbkonjugation und Übungen

Lehrplan: Niederländischunterricht - Waar kom je vandaan? (Woher kommst du?)

Konjugation von kommen im Präsens (Präsens)

Niederländisch Deutsch
(ik) kom ich komme
(jij) komt/kom du kommst/komme
(hij/zij/het) komt er/sie/es kommt
(wij) komen wir kommen
(jullie) komen ihr kommt
(zij) komen sie kommen

Beispielsätze

Niederländisch Deutsch
Ik kom uit Nederland en spreek Nederlands. Ich komme aus den Niederlanden und spreche Niederländisch.
Waar kom jij vandaan, uit België of Frankrijk? Woher kommst du, aus Belgien oder Frankreich?
Hij komt uit de stad Amsterdam. Er kommt aus der Stadt Amsterdam.
Wij komen uit Duitsland en wonen hier. Wir kommen aus Deutschland und wohnen hier.
Komen jullie uit Spanje of Portugal? Ihr kommt aus Spanien oder Portugal
Zij komen uit Zweden en Finland. Sie kommen aus Schweden und Finnland.

Übung: Verbkonjugation

Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

komt, kom, komen

1.
Wij ... uit duitsland en wonen hier.
(Wir kommen aus Deutschland und wohnen hier.)
2.
Waar ... jij vandaan, uit belgië of frankrijk?
(Wo kommst du her, aus Belgien oder Frankreich?)
3.
... jullie uit spanje of portugal?
(Kommt ihr aus Spanien oder Portugal?)
4.
Zij ... uit zweden en finland.
(Sie kommen aus Schweden und Finnland.)
5.
Ik ... uit nederland en spreek nederlands.
(Ich komme aus den Niederlanden und spreche Niederländisch.)
6.
Hij ... uit de stad amsterdam.
(Er kommt aus der Stadt Amsterdam.)