Kennen (kennen) - Verbkonjugation und Übungen Teilen Kopiert!

Konjugation des kennen (kennen) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A2

Modul 2: Maatschappij en overheid (Gesellschaft und Regierung)

Lektion 12: Mijn tijd op school (Meine Schulzeit)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Kennen (kennen)	Gekend (Gekannt)

Zeitformen

Aantonende wijs

Niederländisch	Deutsch
ik heb gekend	Ich habe gekannt
jij hebt gekend / jij hebt gekend	du hast gekannt
hij/zij/het heeft gekend	er/sie/es hat gekannt
wij hebben gekend	wir haben gekannt
jullie hebben gekend	Ihr habt gekannt
zij hebben gekend	sie haben gekannt

Niederländisch	Deutsch
(ik) zal kennen/zal gekend hebben	ich werde kennen/werde gekannt haben
(jij) zal kennen/zal gekend hebben	du wirst kennen/hast gekannt
(hij/zij/het) zal kennen/zal gekend hebben	er/sie/es wird kennen/wird gekannt haben
(wij) zal kennen/zal gekend hebben	wir werden kennen/wir werden gekannt haben
(jullie) zullen kennen/zullen gekend hebben	ihr werdet kennen/wertet gekannt haben
(zij) zullen kennen/zullen gekend hebben	sie werden kennen / werden gekannt haben

Niederländisch	Deutsch
(ik) zal gekend hebben	Ich werde gekannt haben
(jij) zult gekend hebben / zul gekend hebben	du wirst gekannt haben
(hij/zij/het) zal gekend hebben	er/sie/es wird gekannt haben
(wij) zullen gekend hebben	wir werden gekannt haben
(jullie) zullen gekend hebben	ihr werdet gekannt haben
(zij) zullen gekend hebben	sie werden gekannt haben

Conditionele wijs

Niederländisch	Deutsch
(ik) zou gekend hebben	ich hätte gekannt
(jij) zou gekend hebben / zou gekend hebben	du hättest gekannt
(hij/zij/het) zou gekend hebben	er/sie/es hätte gekannt
(wij) zouden gekend hebben	wir hätten gekannt
(jullie) zouden gekend hebben	Ihr hättet gekannt
(zij) zouden gekend hebben	sie hätten gekannt

Imperatief (gebiedende wijs)

Niederländisch	Deutsch
Ken!	kenne