Horen (hören) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

 Horen (hören) - Verbkonjugation und Übungen

Horen - Konjugation von Hören in Niederländisch: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Präsens, Indikativ. (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Alle Konjugationen und Zeiten: Horen (hören) - Verbkonjugation und Übungen

Lehrplan: Niederländischunterricht - Zintuigen en waarnemen (Sinne und Wahrnehmung)

Konjugation von hören im Präsens

Niederländisch Deutsch
(ik) hoor ich höre
(jij) hoort / hoor du hörst / ich höre
(hij/zij/het) hoort er/sie/es hört
(wij) horen wir hören
(jullie) horen ihr hört
(zij) horen sie hören

Beispielsätze

Niederländisch Deutsch
Ik hoor het geluid van de stad buiten. Ich höre das Geräusch der Stadt draußen.
Jij hoort de stilte tijdens de avondwandeling. Du hörst die Stille während des Abendspaziergangs.
Hij hoort het zachte geluid van de vogel. Er hört das leise Geräusch des Vogels.
Wij horen de zoete geur van de bloemen. Wir hören den süßen Duft der Blumen.
Jullie horen het harde geluid van de muziek. Ihr hört das laute Geräusch der Musik.
Zij horen het frisse geluid van de regen. Sie hören das frische Geräusch des Regens.

Übung: Verbkonjugation

Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

<strong>hoor, hoort, hoor, horen

1.
Wij ... de zoete geur van de bloemen.
(Wir hören den süßen Duft der Blumen.)
2.
Jullie ... het harde geluid van de muziek.
(Ihr hört das laute Geräusch der Musik.)
3.
Zij ... het frisse geluid van de regen.
(Sie hören das frische Geräusch des Regens.)
4.
Ik ... het geluid van de stad buiten.
(Ich höre das Geräusch der Stadt draußen.)
5.
Jij ...t de stilte tijdens de avondwandeling.
(Du hörst die Stille während des Abendspaziergangs.)
6.
Hij ... het zachte geluid van de vogel.
(Er hört das leise Geräusch des Vogels.)