10K+ Studenten - 4.8/5

Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Horen (hören) - Verbkonjugation und Übungen

Konjugation des horen (hören) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

Horen (hören) - Verbkonjugation und Übungen

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A1

Modul 4: Objecten en mensen beschrijven (Objekte und Personen beschreiben)

Lektion 26: Zintuigen en waarnemen (Sinne und Wahrnehmung)

Infinitief Voltooid deelwoord
Horen (Hören) Gehoord (Übersetzung wird geladen …)

Zeitformen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Niederländisch Deutsch
ik hoor ich höre
jij hoort du hörst
hij/zij/het hoort er/sie/es hört
wij horen wir hören
jullie horen ihr hört
zij horen sie hören

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Niederländisch Deutsch
ik hoorde ich hörte
jij hoorde/hoordet du hörtest
hij/zij/het hoorde Er/sie/es hörte
wij hoorden wir hörten
jullie hoorden ihr hörtet
zij hoorden sie hörten

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Niederländisch Deutsch
ik heb gehoord ich habe gehört
jij hebt/gehoord du hast/gehört
hij/zij/het heeft gehoord Er/sie/es hat gehört
wij hebben gehoord wir haben gehört
jullie hebben gehoord Ihr habt gehört
zij hebben gehoord Sie haben gehört

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Niederländisch Deutsch
ik heb gehoord ich habe gehört
jij hebt gehoord du hast gehört
hij/zij/het heeft gehoord Er/sie/es hat gehört
wij hebben gehoord Wir haben gehört
jullie hebben gehoord Ihr habt gehört
zij hebben gehoord Sie haben gehört

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Niederländisch Deutsch
ik zal gehoord hebben ich werde gehört haben
jij zult gehoord hebben/zal gehoord hebben du wirst gehört haben
hij/zij/het zal gehoord hebben er/sie/es wird gehört haben
wij zullen gehoord hebben wir werden gehört haben
jullie zullen gehoord hebben ihr werdet gehört haben
zij zullen gehoord hebben sie werden gehört haben

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Niederländisch Deutsch
ik zal gehoord hebben ich werde gehört haben
jij zult/zal gehoord hebben du wirst gehört haben
hij/zij/het zal gehoord hebben Er/sie/es wird gehört haben
wij zullen gehoord hebben wir werden gehört haben
jullie zullen gehoord hebben ihr werdet gehört haben
zij zullen gehoord hebben Sie werden gehört haben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Niederländisch Deutsch
ik zou gehoord hebben ich würde gehört haben
jij zou gehoord hebben du würdest gehört haben
hij/zij/het zou gehoord hebben er/sie/es hätte gehört
wij zouden gehoord hebben wir hätten gehört
jullie zouden gehoord hebben ihr würdet gehört haben
zij zouden gehoord hebben Sie würden gehört haben

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Niederländisch Deutsch
ik zou gehoord hebben ich hätte gehört
jij zou gehoord hebben du hättest gehört
hij/zij/het zou gehoord hebben er/sie/es hätte gehört
wij zouden gehoord hebben wir hätten gehört
jullie zouden gehoord hebben ihr hättet gehört
zij zouden gehoord hebben Sie hätten gehört
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Niederländisch Deutsch
Hoor! Hör!