Hoesten (husten) - Verbkonjugation und Übungen Teilen Kopiert!

Konjugation des hoesten (husten) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A1

Modul 4: Objecten en mensen beschrijven (Objekte und Personen beschreiben)

Lektion 30: Ziekte en pijn (Krankheit und Schmerz)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Hoesten (Husten)	Gehoest (gehustet)

Zeitformen

Aantonende wijs

Niederländisch	Deutsch
(ik) zal hoesten hebben	Ich werde husten
(jij) zult hoesten hebben / zal hoesten hebben	du wirst husten haben
(hij/zij/het) zal hoesten hebben	Er wird husten
(wij) zullen hoesten hebben	wir werden husten
(jullie) zullen hoesten hebben	Ihr werdet husten
(zij) zullen hoesten hebben	sie werden husten

Niederländisch	Deutsch
(ik) zal gehoeuwd hebben	ich werde gehustet haben
(jij) zult/zul gehoeuwd hebben	du wirst gehustet haben
(hij/zij/het) zal gehoeuwd hebben	er/sie/es wird gehustet haben
(wij) zullen gehoeuwd hebben	wir werden gehustet haben
(jullie) zullen gehoeuwd hebben	Ihr werdet gehustet haben
(zij) zullen gehoeuwd hebben	sie werden gehustet haben

Conditionele wijs

Niederländisch	Deutsch
(ik) zou gehoest hebben	ich hätte gehustet
(jij) zou gehoest hebben/je zou gehoest hebben	du hättest gehustet
(hij/zij/het) zou gehoest hebben	er würde gehustet haben
(wij) zouden gehoest hebben	wir hätten gehustet
(jullie) zouden gehoest hebben	ihr hättet gehustet
(zij) zouden gehoest hebben	sie hätten gehustet

Imperatief (gebiedende wijs)

Niederländisch	Deutsch
Hoest!	Huste