Geloven (glauben) - Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Präteritum, indikativ)

 Geloven (glauben) - Verbkonjugation und Übungen

Geloven - Konjugation von glauben im Niederländischen: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Plusquamperfekt, Indikativ (Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs).

Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Präteritum, indikativ)

Alle Konjugationen und Zeiten: Geloven (glauben) - Verbkonjugation und Übungen

Lehrplan: Niederländischunterricht - Meningen en onderhandelingen (Meinungen und Verhandlungen)

Konjugation von glauben im Imperfekt (Präteritum)

Niederländisch Deutsch
(ik) geloofde ich glaubte
(jij) geloofde/geloof du glaubtest/glaubst
(hij/zij/het) geloofde er glaubte
(wij) geloofden wir glaubten
(jullie) geloofden ihr glaubtet
(zij) geloofden sie glaubten

Beispielsätze

Niederländisch Deutsch
Ik geloofde zonder twijfel in het compromis. Ich glaubte ohne Zweifel an den Kompromiss.
Jij geloofde het positieve argument tijdens de onderhandeling. Du glaubtest das positive Argument während der Verhandlung.
Hij geloofde dat jouw mening juist was. Er glaubte, dass deine Meinung richtig war.
Wij geloofden in een eerlijk overleg zonder negatieve punten. Wir glaubten an eine ehrliche Beratung ohne negative Punkte.
Jullie geloofden het tegenargument niet, dat was fout. Ihr glaubtet dem Gegenargument nicht, das war falsch.
Zij geloofden de mening van het teamgenoot tijdens de vergadering. Sie glaubten die Meinung des Teamkollegen während der Sitzung.

Übung: Verbkonjugation

Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

geloofden, <strong>geloof, geloofde

1.
Zij ... de mening van het teamgenoot tijdens de vergadering.
(Sie glaubten die Meinung des Teamkollegen während der Sitzung.)
2.
Hij ... dat jouw mening juist was.
(Er glaubte, dass deine Meinung richtig war.)
3.
Ik ... zonder twijfel in het compromis.
(Ich glaubte ohne Zweifel an den Kompromiss.)
4.
Wij ... in een eerlijk overleg zonder negatieve punten.
(Wir glaubten an eine ehrliche Beratung ohne negative Punkte.)
5.
Jullie ... het tegenargument niet, dat was fout.
(Ihr glaubtet dem Gegenargument nicht, das war falsch.)
6.
Jij ...de het positieve argument tijdens de onderhandeling.
(Du glaubtest das positive Argument während der Verhandlung.)