10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Niederländisch A1.38.1 Ein Morgen voller praktischer Angelegenheiten

Emma und David erledigen am Samstagmorgen praktische Dinge in der Stadt, während wir das Perfekt üben.

Kort verhaal: Een ochtend vol praktische zaken

Emma en David regelen op zaterdagochtend praktische zaken in de stad terwijl we het perfectum oefenen.

Niederländisch A1.38.1 Ein Morgen voller praktischer Angelegenheiten

A1 Niederländisch

Niveau: A1

Modul 6: De stad en het dorp (Die Stadt und das Dorf)

Lektion 38: Dagelijkse diensten (Tägliche Dienstleistungen)

Unterrichtsrichtlinien +/- 15 Minuten

Audio und Video

Audio
Audio
Audio mit Übersetzungen
Audio mit Übersetzungen

Text und Übersetzung

1. Op zaterdagochtend zijn Emma en David naar de stad gegaan om enkele praktische zaken te regelen. Am Samstagmorgen sind Emma und David in die Stadt gegangen, um einige praktische Dinge zu erledigen.
2. Ze zijn eerst naar de apotheek geweest, die naast het ziekenhuis ligt. Zuerst sind sie zur Apotheke gegangen, die neben dem Krankenhaus liegt.
3. Emma had medicijnen nodig, en gelukkig was de apotheek al vroeg open. Emma brauchte Medikamente, und zum Glück war die Apotheke schon früh geöffnet.
4. Daarna zijn ze naar het postkantoor gelopen, tegenover de supermarkt. Danach sind sie zum Postamt gegangen, gegenüber dem Supermarkt.
5. David heeft een brief verstuurd naar zijn kantoor. David hat einen Brief an sein Büro geschickt.
6. Het postkantoor is dagelijks geopend vanaf 9 uur. Das Postamt ist täglich ab 9 Uhr geöffnet.
7. Na het postkantoor zijn ze verder gelopen naar de bibliotheek om een boek te lenen. Nach dem Postamt sind sie weiter zur Bibliothek gegangen, um ein Buch auszuleihen.
8. De bibliotheek was nog gesloten. De bibliotheek is altijd open van 11 uur 's morgens tot zes uur 's avonds. Die Bibliothek war noch geschlossen. Die Bibliothek ist immer von 11 Uhr morgens bis sechs Uhr abends geöffnet.
9. Ze moesten ook een brood kopen bij de bakker, naast de school op het plein. Sie mussten auch ein Brot beim Bäcker kaufen, neben der Schule auf dem Platz.
10. Daarna zijn zij nog naar de supermarkt geweest want die heeft een goede slagerij. Danach sind sie noch zum Supermarkt gegangen, denn der hat eine gute Metzgerei.
11. Na de boodschappen zijn ze vanuit het station met de bus naar huis gegaan. Nach dem Einkaufen sind sie vom Bahnhof mit dem Bus nach Hause gefahren.

Übung 1: Diskussionsfragen

Anleitung: Diskutiert die Fragen, nachdem ihr das Audio gehört oder den Text gelesen habt.

  1. Welke winkels of diensten zijn er bezocht?
    2. Welche Geschäfte oder Dienstleistungen wurden besucht?
  2. Duid de voltooid deelwoorden aan in de tekst. Zijn ze met hebben of zijn vervoegd?
    3. Markiere die Partizipien Perfekt im Text. Sind sie mit haben oder sein konjugiert?
  3. Ben jij de afgelopen week naar een van deze diensten geweest? Welke?
    4. Warst du letzte Woche bei einem dieser Dienste? Welcher?
  4. Hoe laat is de bibliotheek open in jouw stad of dorp? Op welke dagen?
    5. Wann ist die Bibliothek in deiner Stadt oder Dorf geöffnet? An welchen Tagen?

Übung 2: Füllen Sie die Lücken aus und vervollständigen Sie die Sätze.

Anleitung: Füllen Sie das richtige Wort ein.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

station, supermarkt, kantoor, apotheek, bakker

1.
Ze zijn eerst naar de ... geweest, die naast het ziekenhuis ligt.
(Zuerst sind sie zur Apotheke gegangen, die neben dem Krankenhaus liegt.)
2.
Daarna zijn ze naar het postkantoor gelopen, tegenover de ....
(Dann sind sie zur Post gegangen, gegenüber dem Supermarkt.)
3.
David heeft een brief verstuurd naar zijn ....
(David hat einen Brief an sein Büro geschickt.)
4.
Ze moesten ook een brood kopen bij de ..., naast de school op het plein.
(Sie mussten auch ein Brot beim Bäcker kaufen, neben der Schule auf dem Platz.)
5.
Na de boodschappen zijn ze vanuit het ... met de bus naar huis gegaan.
(Nach dem Einkauf sind sie vom Bahnhof mit dem Bus nach Hause gefahren.)