10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Zullen (sollen) - Verbkonjugation und Übungen

Konjugation des zullen (sollen) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

Zullen (sollen) - Verbkonjugation und Übungen

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A1

Modul 6: De stad en het dorp (Die Stadt und das Dorf)

Lektion 44: Vrijdagavond uit (Freitagabend)

Infinitief Voltooid deelwoord
Zullen (Sollen) / (gesollt)

Zeitformen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal ich soll
(jij) zult/zult du sollst/sollst
(hij/zij/het) zal er/sie/es soll
(wij) zullen wir sollen
(jullie) zullen ihr sollt
(zij) zullen sie sollen

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zoul ich sollte
(jij) zoudt/zou du solltest/solltest
(hij/zij/het) zoul er/sie/es sollte
(wij) zouden wir sollten
(jullie) zouden ihr solltet
(zij) zouden sie sollten

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) heb gezuld / ben gezuld ich habe gesollt / bin gesollt
(jij) hebt gezuld / bent gezuld du hast sollen
(hij/zij/het) heeft gezuld / is gezuld er hat gesollt / ist gesollt
(wij) hebben gezuld / zijn gezuld wir haben gesollt / sind gesollt
(jullie) hebben gezuld / zijn gezuld ihr habt gesollt / seid gesollt
(zij) hebben gezuld / zijn gezuld sie haben gesollt / sind gesollt

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) heb/zou/zullen/zou zijn/zou hebben/zullen hebben/zou zullen ich habe/sollte/sollen/sollte sein/sollte haben/sollen haben/sollten
(jij) hebt/zou/zult/zou zijn/zou hebben/zult hebben/zou zullen du hast/solltest/wirst/solltest sein/solltest haben/wirst haben/solltest werden
(hij/zij/het) heeft/zou/zult/zou zijn/zou hebben/zult hebben/zou zullen er/sie/es hat/sollte/werdet/sollte sein/hatte sollen/werdet haben/sollte sollen
(wij) hebben/zouden/zullen/zouden zijn/zouden hebben/zullen hebben/zouden zullen wir haben/sollten/sollen/sollten sein/sollten haben/sollen haben/sollten sollen
(jullie) hebben/zouden/zullen/zouden zijn/zouden hebben/zullen hebben/zouden zullen ihr habt/solltet/werdet/solltet sein/solltet haben/werdet haben/solltet werden
(zij) hebben/zouden/zullen/zouden zijn/zouden hebben/zullen hebben/zouden zullen sie haben/sollten/sollen/sollten sein/sollten haben/sollen haben/sollten sollen

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal gaan/zullen gaan ich werde gehen
(jij) zal gaan/zult gaan du sollst gehen
(hij/zij/het) zal gaan er/sie/es soll gehen
(wij) zullen gaan wir sollen gehen
(jullie) zullen gaan Ihr sollt gehen
(zij) zullen gaan sie sollen gehen

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal hebben zul zal hebben zullen ich werde haben sollen
(jij) zal hebben zul / zul je hebben / zal jij hebben zul du wirst gesollt haben / wirst du gesollt haben / du wirst gesollt haben
(hij/zij/het) zal hebben zul er/sie/es wird gesollt haben
(wij) zullen hebben zullen wir werden sollen haben
(jullie) zullen hebben zullen ihr werdet sollen
(zij) zullen hebben zullen sie werden sollen haben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zou werken ich sollte arbeiten
(jij) zou werken du solltest arbeiten
(hij/zij/het) zou werken er/sie/es sollte arbeiten
(wij) zouden werken wir sollten arbeiten
(jullie) zouden werken Ihr solltet arbeiten
(zij) zouden werken sie sollten arbeiten

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Niederländisch Deutsch
ik zou gewerkt hebben ich hätte arbeiten sollen
jij zou gewerkt hebben / zou je gewerkt hebben du solltest gearbeitet haben / solltest du gearbeitet haben
(hij/zij/het) hij zou gewerkt hebben / zij zou gewerkt hebben / het zou gewerkt hebben er hätte gearbeitet / sie hätte gearbeitet / es hätte gearbeitet
wij zouden gewerkt hebben wir hätten gearbeitet
jullie zouden gewerkt hebben Ihr hättet arbeiten sollen
zij zouden gewerkt hebben sie hätten gearbeitet
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Niederländisch Deutsch
Zal! du sollst