Winnen (gewinnen) - Verbkonjugation und Übungen Teilen Kopiert!

Konjugation des winnen (gewinnen) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A2

Modul 6: Op het werk (Bei der Arbeit)

Lektion 39: Teamwerk (Teamarbeit)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Winnen (gewinnen)	Gewonnen (gewonnen)

Zeitformen

Aantonende wijs

Niederländisch	Deutsch
ik heb gewonnen	Ich habe gewonnen
jij hebt gewonnen / heb jij gewonnen	du hast gewonnen / hast du gewonnen
hij/zij/het heeft gewonnen	er/sie/es hat gewonnen
wij hebben gewonnen	Wir haben gewonnen
jullie hebben gewonnen	Ihr habt gewonnen
zij hebben gewonnen	sie haben gewonnen

Niederländisch	Deutsch
ik zal winnen	Ich werde gewinnen
jij zult winnen / zal jij winnen	du wirst gewinnen / wirst du gewinnen
hij/zij/het zal winnen	Er/sie/es wird gewinnen
wij zullen winnen	wir werden gewinnen
jullie zullen winnen	Ihr werdet gewinnen
zij zullen winnen	Sie werden gewinnen

Niederländisch	Deutsch
(ik) zal gewonnen hebben	Ich werde gewonnen haben
(jij) zal gewonnen hebben / zul gewonnen hebben	du wirst gewonnen haben
(hij/zij/het) zal gewonnen hebben	er wird gewonnen haben
(wij) zullen gewonnen hebben	wir werden gewonnen haben
(jullie) zullen gewonnen hebben	Ihr werdet gewonnen haben
(zij) zullen gewonnen hebben	sie werden gewonnen haben

Conditionele wijs

Niederländisch	Deutsch
(ik) zou gewonnen hebben	Ich hätte gewonnen
(jij) zou gewonnen hebben	du hättest gewonnen
(hij/zij/het) zou gewonnen hebben	er würde gewonnen haben
(wij) zouden gewonnen hebben	wir hätten gewonnen
(jullie) zouden gewonnen hebben	ihr hättet gewonnen
(zij) zouden gewonnen hebben	sie hätten gewonnen

Imperatief (gebiedende wijs)

Niederländisch	Deutsch
Win!	Du gewinnst