Weten (wissen) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ) Teilen Kopiert!
Weten - Konjugation von "wissen" auf Niederländisch: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Präsens, Indikativ. (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)
Alle Konjugationen und Zeiten: Weten (wissen) - Verbkonjugation und Übungen
Lehrplan: Niederländischunterricht - Op het vliegveld en in het vliegtuig. (Am Flughafen und im Flugzeug.)
Konjugation von wissen im Präsens
| Niederländisch | Deutsch |
|---|---|
| (ik) weet | ich weiß |
| (jij) weet/weten | du weißt |
| (hij/zij/het) weet | er/sie/es weiß |
| (wij) weten | wir wissen |
| (jullie) weten | ihr wisst |
| (zij) weten | sie wissen |
Beispielsätze
| Niederländisch | Deutsch |
|---|---|
| Ik weet waar de balie is om in te checken. | Ich weiß, wo der Schalter zum Einchecken ist. |
| Weet jij hoe laat we moeten inpakken? | Weißt du, wie spät wir packen müssen? |
| De piloot weet de juiste route naar de luchthaven. | Der Pilot kennt die richtige Route zum Flughafen. |
| Wij weten hoe we de veiligheid moeten controleren. | Wir wissen, wie wir die Sicherheit kontrollieren müssen. |
| Weten jullie waar de stewardess de veiligheidsinstructies geeft? | Wisst ihr, wo die Stewardess die Sicherheitsanweisungen gibt? |
| Zij weten wanneer ze door de beveiliging moeten gaan. | Sie wissen, wann sie durch die Sicherheitskontrolle gehen müssen. |
Übung: Verbkonjugation
Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.
weet, weten
1.
Ik ... waar de balie is om in te checken.
(Ich weiß, wo der Schalter zum Einchecken ist.)
2.
... jij hoe laat we moeten inpakken?
(Weißt du, wie spät wir packen müssen?)
3.
Zij ... wanneer ze door de beveiliging moeten gaan.
(Sie wissen, wann sie durch die Sicherheitskontrolle gehen müssen.)
4.
... jullie waar de stewardess de veiligheidsinstructies geeft?
(Wisst ihr, wo die Stewardess die Sicherheitsanweisungen gibt?)
5.
De piloot ... de juiste route naar de luchthaven.
(Der Pilot kennt die richtige Route zum Flughafen.)
6.
Wij ... hoe we de veiligheid moeten controleren.
(Wir wissen, wie wir die Sicherheit kontrollieren müssen.)