Verkiezen (vorziehen) - Verbkonjugation und Übungen Teilen Kopiert!

Konjugation des verkiezen (vorziehen) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A1

Modul 2: Van uren tot seizoenen (Von Stunden zu Jahreszeiten)

Lektion 12: Seizoenen, maanden en delen van het jaar (Jahreszeiten, Monate und Teile des Jahres)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Verkiezen (Vorziehen)	Verkozen (Erwählt)

Zeitformen

Aantonende wijs

Niederländisch	Deutsch
(ik) zal verkiezen hebben	ich werde vorziehen
(jij) zult/zal verkiezen hebben	du wirst vorgezogen haben
(hij/zij/het) zal verkiezen hebben	er/sie/es wird vorgezogen haben
(wij) zullen verkiezen hebben	wir werden vorziehen
(jullie) zullen verkiezen hebben	Ihr werdet vorgezogen haben
(zij) zullen verkiezen hebben	sie werden vorgezogen haben

Niederländisch	Deutsch
(ik) zal verkozen hebben	Ich werde vorgezogen haben
(jij) zult/zal verkozen hebben	du wirst vorgezogen haben
(hij/zij/het) zal verkozen hebben	er/sie/es wird vorgezogen haben
(wij) zullen verkozen hebben	wir werden vorgezogen haben
(jullie) zullen verkozen hebben	Ihr werdet vorgezogen haben
(zij) zullen verkozen hebben	sie werden vorgezogen haben

Conditionele wijs

Niederländisch	Deutsch
(ik) zou verkozen hebben	Ich hätte vorgezogen
(jij) zou verkozen hebben	du hättest vorgezogen
(hij/zij/het) zou verkozen hebben	er/sie/es hätte vorgezogen
(wij) zouden verkozen hebben	wir hätten vorgezogen
(jullie) zouden verkozen hebben	Ihr hättet vorgezogen
(zij) zouden verkozen hebben	sie hätten vorgezogen

Imperatief (gebiedende wijs)

Niederländisch	Deutsch
Verkies!	Zieh vor