10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Turnen (turnen) - Verbkonjugation und Übungen

Konjugation des turnen (turnen) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

Turnen (turnen) - Verbkonjugation und Übungen

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A1

Modul 6: De stad en het dorp (Die Stadt und das Dorf)

Lektion 40: Sport en beweging (Sport und Bewegung)

Infinitief Voltooid deelwoord
Turnen (Turnen) Geturnd (geturnt)

Zeitformen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) turn ich turne
(jij) turnt du turnst
(hij/zij/het) turnt er/sie/es turnt
(wij) turnen wir turnen
(jullie) turnen ihr turnt
(zij) turnen sie turnen

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) turnde ich turnte
(jij) turnde du turntest
(hij/zij/het) turnde er/sie/es turnte
(wij) turneden wir turnten
(jullie) turneden ihr turntet
(zij) turneden sie turnten

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) heb geturnd Ich habe geturnt
(jij) hebt/geturnd du hast geturnt
(hij/zij/het) heeft geturnd er/sie/es hat geturnt
(wij) hebben geturnd wir haben geturnt
(jullie) hebben geturnd ihr habt geturnt
(zij) hebben geturnd sie haben geturnt

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) heb geturnt ich habe geturnt
(jij) hebt/geturnt du hast geturnt
(hij/zij/het) heeft geturnt er/sie/es ist geturnt
(wij) hebben geturnt wir haben geturnt
(jullie) hebben geturnt ihr seid geturnt
(zij) hebben geturnt sie haben geturnt

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal gaan turnen Ich werde turnen
(jij) zult/zal gaan turnen du wirst turnen
(hij/zij/het) zal gaan turnen er/sie/es wird turnen
(wij) zullen gaan turnen wir werden turnen
(jullie) zullen gaan turnen Ihr werdet turnen
(zij) zullen gaan turnen sie werden turnen

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Niederländisch Deutsch
ik zal hebben geturnd ich werde geturnt haben
jij zult/zal hebben geturnd du wirst geturnt haben
hij/zij/het zal hebben geturnd Er/sie/es wird geturnt haben
wij zullen hebben geturnd Wir werden geturnt haben
jullie zullen hebben geturnd ihr werdet geturnt haben
zij zullen hebben geturnd Sie werden geturnt haben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zou turnen ich würde turnen
(jij) zou turnen du würdest turnen
(hij/zij/het) zou turnen er/sie/es würde turnen
(wij) zouden turnen wir würden turnen
(jullie) zouden turnen ihr würdet turnen
(zij) zouden turnen sie würden turnen

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zou geturned hebben Ich hätte geturnt
(jij) zou geturned hebben du hättest geturnt
(hij/zij/het) zou geturned hebben er/sie/es hätte geturnt
(wij) zouden geturned hebben wir hätten geturnt
(jullie) zouden geturned hebben Ihr hättet geturnt
(zij) zouden geturned hebben sie hätten geturnt
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Niederländisch Deutsch
Turn! Turne!