10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Sturen (schicken) - Verbkonjugation und Übungen

Konjugation des sturen (schicken) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

Sturen (schicken) - Verbkonjugation und Übungen

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A2

Modul 6: Op het werk (Bei der Arbeit)

Lektion 36: Van postkantoor naar e-mail (Von der Post zur E-Mail)

Infinitief Voltooid deelwoord
Sturen (schicken) Gestuurd (gesteuert)

Zeitformen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) stuur ich sende
(jij) stuurt/stuur du sendest
(hij/zij/het) stuurt er/sie/es sendet
(wij) sturen wir senden
(jullie) sturen ihr sendet
(zij) sturen sie senden

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) stuurde ich sendete
(jij) stuurde/stuurde du schicktest
(hij/zij/het) stuurde er/sie/es sendete
(wij) stuurden wir sendeten
(jullie) stuurden ihr sendetet
(zij) stuurden sie sendeten

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) heb gestuurd Ich habe geschickt
(jij) hebt gestuurd / hebt gestuurd du hast geschickt
(hij/zij/het) heeft gestuurd er/sie/es hat geschickt
(wij) hebben gestuurd wir haben geschickt
(jullie) hebben gestuurd Ihr habt geschickt
(zij) hebben gestuurd sie haben geschickt

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Niederländisch Deutsch
ik had gestuurd ich habe geschickt
jij had gestuurd / had jij gestuurd du hattest geschickt
hij/zij/het had gestuurd er/sie/es hatte geschickt
wij hadden gestuurd wir haben geschickt
jullie hadden gestuurd ihr habt geschickt
zij hadden gestuurd sie hatten geschickt

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal sturen ich werde schicken
(jij) zal/zult sturen du wirst schicken
(hij/zij/het) zal sturen er/sie/es wird schicken
(wij) zullen sturen wir werden schicken
(jullie) zullen sturen ihr werdet schicken
(zij) zullen sturen sie werden schicken

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal hebben gestuurd/zal gestuurd hebben ich werde geschickt haben
(jij) zal hebben gestuurd/zal gestuurd hebben du wirst geschickt haben
(hij/zij/het) zal hebben gestuurd/zal gestuurd hebben er/sie/es wird geschickt haben
(wij) zullen hebben gestuurd/zullen gestuurd hebben wir werden geschickt haben
(jullie) zullen hebben gestuurd/zullen gestuurd hebben ihr werdet geschickt haben
(zij) zullen hebben gestuurd/zullen gestuurd hebben sie werden geschickt haben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Niederländisch Deutsch
ik zou hebben gestuurd Ich würde schicken
jij zou hebben gestuurd du würdest schicken
hij/zij/het zou hebben gestuurd er/sie/es hätte geschickt
wij zouden hebben gestuurd wir würden schicken
jullie zouden hebben gestuurd ihr würdet schicken
zij zouden hebben gestuurd sie hätten geschickt

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Niederländisch Deutsch
ik zou gestuurd hebben Ich hätte gesendet
jij zou gestuurd hebben / zou je gestuurd hebben du hättest geschickt / du wärest geschickt haben
(hij/zij/het) hij zou gestuurd hebben / zij zou gestuurd hebben / het zou gestuurd hebben er hätte geschickt / sie hätte geschickt / es hätte geschickt
wij zouden gestuurd hebben wir hätten gesendet
jullie zouden gestuurd hebben ihr hättet gesendet
zij zouden gestuurd hebben Sie hätten gesendet
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Niederländisch Deutsch
Stuur! Sende