Snijden (schneiden) - Verbkonjugation und Übungen Teilen Kopiert!

Konjugation des snijden (schneiden) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A1

Modul 3: Dag tot dag (Tag für Tag)

Lektion 17: Koken (Kochen)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Snijden (Schneiden)	Gesneden (Geschnitten)

Zeitformen

Aantonende wijs

Niederländisch	Deutsch
ik zal gesneden hebben	Ich werde geschnitten haben
jij zult/zal gesneden hebben	du wirst geschnitten haben
hij/zij/het zal gesneden hebben	Er/sie/es wird geschnitten haben
wij zullen gesneden hebben	wir werden geschnitten haben
jullie zullen gesneden hebben	Ihr werdet geschnitten haben
zij zullen gesneden hebben	sie werden geschnitten haben

Niederländisch	Deutsch
ik zal/zou gesneden hebben	ich werde/ich würde geschnitten haben
jij zult/zul gesneden hebben	du wirst geschnitten haben
hij/zij/het zal/zou gesneden hebben	Er/sie/es wird/werden geschnitten haben
wij zullen/zouden gesneden hebben	wir werden/ würden geschnitten haben
jullie zullen/zouden gesneden hebben	ihr werdet/würdet geschnitten haben
zij zullen/zouden gesneden hebben	sie werden/werden geschnitten haben

Conditionele wijs

Niederländisch	Deutsch
ik zou hebben gesneden	ich hätte geschnitten
jij zou hebben gesneden	du würdest schneiden
hij/zij/het zou hebben gesneden	Er/sie/es hätte geschnitten
wij zouden hebben gesneden	wir würden schneiden
jullie zouden hebben gesneden	ihr würdet geschnitten haben
zij zouden hebben gesneden	sie würden schneiden

Niederländisch	Deutsch
ik zou gesneden hebben	ich hätte geschnitten
jij zou gesneden hebben	du würdest geschnitten haben
hij/zij/het zou gesneden hebben	Er/sie/es hätte geschnitten
wij zouden gesneden hebben	Wir hätten geschnitten
jullie zouden gesneden hebben	ihr hättet geschnitten
zij zouden gesneden hebben	Sie würden geschnitten haben

Imperatief (gebiedende wijs)

Niederländisch	Deutsch
Snijd!	Schneide!