10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Sluiten (schließen) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Sluiten (schließen) - Verbkonjugation und Übungen

Sluiten - Konjugation von Schließen auf Niederländisch: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Präsens, Indikativ. (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Alle Konjugationen und Zeiten: Sluiten (schließen) - Verbkonjugation und Übungen

Lehrplan: Niederländischunterricht - Meubilair (Möbel)

Konjugation von "schließen" im Präsens (OTT)

Niederländisch Deutsch
ik sluit ich schließe
jij sluit du schließt
hij/zij/het sluit Er/sie/es schließt
wij sluiten wir schließen
jullie sluiten ihr schließt
zij sluiten sie schließen

Beispielsätze

Niederländisch Deutsch
Ik sluit de deur in de gang. Ich schließe die Tür im Flur.
Sluit jij het raam in de slaapkamer? Schließt du das Fenster im Schlafzimmer?
Hij sluit het bureau netjes af. Er schließt den Schreibtisch ordentlich ab.
Wij sluiten de kast voor de nacht. Wir schließen den Schrank für die Nacht.
Sluiten jullie de badkamerdeur goed? Schließt ihr die Badezimmertür gut?
Zij sluiten het raam boven het bed. Sie schließen das Fenster über dem Bett.

Übung: Verbkonjugation

Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

sluiten, sluit

1.
... jij het raam in de slaapkamer?
(Schließt du das Fenster im Schlafzimmer?)
2.
Zij ... het raam boven het bed.
(Sie schließen das Fenster über dem Bett.)
3.
Hij ... het bureau netjes af.
(Er schließt den Schreibtisch ordentlich ab.)
4.
Wij ... de kast voor de nacht.
(Wir schließen den Schrank für die Nacht.)
5.
Ik ... de deur in de gang.
(Ich schließe die Tür im Flur.)
6.
... jullie de badkamerdeur goed?
(Schließt ihr die Badezimmertür gut?)