Ruiken (riechen) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

 Ruiken (riechen) - Verbkonjugation und Übungen

Ruiken - Konjugation von riechen auf Niederländisch: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Präsens, Indikativ. (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Alle Konjugationen und Zeiten: Ruiken (riechen) - Verbkonjugation und Übungen

Lehrplan: Niederländischunterricht - Zintuigen en waarnemen (Sinne und Wahrnehmung)

Konjugation von riechen im Präsens

Niederländisch Deutsch
(ik) ruik ich rieche
(jij) ruikt du riechst
(hij/zij/het) ruikt er/sie/es riecht
(wij) ruiken wir riechen
(jullie) ruiken ihr riecht
(zij) ruiken sie riechen

Beispielsätze

Niederländisch Deutsch
Ik ruik het zoete aroma van de koffie. Ich rieche das süße Aroma des Kaffees.
Jij ruikt de frisse geur van de bloemen. Du riechst den frischen Duft der Blumen.
Hij ruikt de zuurstof in de frisse lucht. Er riecht den Sauerstoff in der frischen Luft.
Wij ruiken het lekkere eten in de keuken. Wir riechen das leckere Essen in der Küche.
Jullie ruiken de sterke smaak van de kaas. Ihr riecht den starken Geschmack des Käses.
Zij ruiken de zachte geur van de lente. Sie riechen den sanften Duft des Frühlings.

Übung: Verbkonjugation

Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

ruikt, ruiken, ruik

1.
Jij ... de frisse geur van de bloemen.
(Du riechst den frischen Duft der Blumen.)
2.
Hij ... de zuurstof in de frisse lucht.
(Er riecht den Sauerstoff in der frischen Luft.)
3.
Zij ... de zachte geur van de lente.
(Sie riechen den sanften Duft des Frühlings.)
4.
Ik ... het zoete aroma van de koffie.
(Ich rieche das süße Aroma des Kaffees.)
5.
Jullie ... de sterke smaak van de kaas.
(Ihr riecht den starken Geschmack des Käses.)
6.
Wij ... het lekkere eten in de keuken.
(Wir riechen das leckere Essen in der Küche.)