Praten (sprechen) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

 Praten (sprechen) - Verbkonjugation und Übungen

Praten - Konjugation von Sprechen auf Niederländisch: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Präsens kontinuierliche, Indikativ. (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Alle Konjugationen und Zeiten: Praten (sprechen) - Verbkonjugation und Übungen

Lehrplan: Niederländischunterricht - Familie (Familie)

Konjugation von sprechen im Präsens

Niederländisch Deutsch
(ik) praat ich spreche
(jij) praat du sprichst
(hij/zij/het) praat er/sie/es spricht
(wij) praten wir sprechen
(jullie) praten ihr sprecht
(zij) praten sie sprechen

Beispielsätze

Niederländisch Deutsch
Ik praat met mijn moeder over de familie. Ich spreche mit meiner Mutter über die Familie.
Jij praat vaak met je broer over het gezin. Du sprichst oft mit deinem Bruder über die Familie.
Hij praat met de vader van zijn vriend. Er spricht mit dem Vater seines Freundes.
Wij praten over de kinderen en de opa. Wir sprechen über die Kinder und den Opa.
Jullie praten met de tante en de stiefzus. Ihr sprecht mit der Tante und der Stiefschwester.
Zij praten over de neef en de nicht samen. Sie sprechen über den Cousin und die Cousine zusammen.

Übung: Verbkonjugation

Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

praat, praten

1.
Jullie met de tante en de stiefzus.
(Ihr sprecht mit der Tante und der Stiefschwester.)
2.
Hij met de vader van zijn vriend.
(Er spricht mit dem Vater seines Freundes.)
3.
Jij vaak met je broer over het gezin.
(Du sprichst oft mit deinem Bruder über die Familie.)
4.
Zij over de neef en de nicht samen.
(Sie sprechen über den Cousin und die Cousine zusammen.)
5.
Wij over de kinderen en de opa.
(Wir sprechen über die Kinder und den Opa.)
6.
Ik met mijn moeder over de familie.
(Ich spreche mit meiner Mutter über die Familie.)