Organiseren (organisieren) - Verbkonjugation und Übungen

Konjugation des organiseren (organisieren) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

 Organiseren (organisieren) - Verbkonjugation und Übungen

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A2

Modul 6: Op het werk (Bei der Arbeit)

Lektion 42: Organisatie en delegatie (Organisation und Delegation)

Infinitief Voltooid deelwoord
Organiseren (organisieren) Georganiseerd (organisiert)

Zeitformen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) organiseer Ich organisiere
(jij) organiseert/organiseer du organisierst/organisiere
(hij/zij/het) organiseert er/sie/es organisiert
(wij) organiseren wir organisieren
(jullie) organiseren ihr organisiert
(zij) organiseren sie organisieren

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) organiseerde ich organisierte
(jij) organiseerde / organiseerde du organisierst / organisierte
(hij/zij/het) organiseerde er organisierte
(wij) organiseerden wir organisierten
(jullie) organiseerden ihr organisierten
(zij) organiseerden sie organisierten

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) heb georganiseerd Ich habe organisiert
(jij) hebt georganiseerd / heeft georganiseerd du hast organisiert / er hat organisiert
(hij/zij/het) heeft georganiseerd er hat organisiert
(wij) hebben georganiseerd wir haben organisiert
(jullie) hebben georganiseerd Ihr habt organisiert
(zij) hebben georganiseerd sie haben organisiert

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) heb georganiseerd Ich habe organisiert
(jij) hebt georganiseerd/hebt georganiseerd du hast organisiert
(hij/zij/het) heeft georganiseerd er hat organisiert
(wij) hebben georganiseerd wir haben organisiert
(jullie) hebben georganiseerd ihr habt organisiert
(zij) hebben georganiseerd sie haben organisiert

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal organiseren ich werde organisieren
(jij) zult organiseren / zal organiseren du wirst organisieren
(hij/zij/het) zal organiseren er wird organisieren
(wij) zullen organiseren Wir werden organisieren
(jullie) zullen organiseren ihr werdet organisieren
(zij) zullen organiseren sie werden organisieren

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal hebben georganiseerd Ich werde organisiert haben
(jij) zal/zult hebben georganiseerd du wirst organisiert haben
(hij/zij/het) zal hebben georganiseerd er wird organisiert haben
(wij) zullen hebben georganiseerd wir werden organisiert haben
(jullie) zullen hebben georganiseerd Ihr werdet organisiert haben
(zij) zullen hebben georganiseerd sie werden organisiert haben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Niederländisch Deutsch
ik zou organiseren ich würde organisieren
jij zou organiseren du würdest organisieren
hij/zij/het zou organiseren er/sie/es würde organisieren
wij zouden organiseren wir würden organisieren
jullie zouden organiseren Ihr würdet organisieren
zij zouden organiseren sie würden organisieren

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) conditionele verleden tijd (compound) ich hätte organisiert
(jij) ik zou georganiseerd hebben du hättest organisiert
(hij/zij/het) jij zou georganiseerd hebben / zou je georganiseerd hebben er würde organisiert haben / würdest du organisiert haben
(wij) hij/zij/het zou georganiseerd hebben wir hätten organisiert
(jullie) wij zouden georganiseerd hebben ihr hättet organisiert
(zij) jullie zouden georganiseerd hebben sie hätten organisiert
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Niederländisch Deutsch
Organiseer! Du organisierst