Mogen (mögen) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

 Mogen (mögen) - Verbkonjugation und Übungen

Mogen - Konjugation von Mögen auf Niederländisch: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Präsens, Indikativ. (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Alle Konjugationen und Zeiten: Mogen (mögen) - Verbkonjugation und Übungen

Lehrplan: Niederländischunterricht - Koken en bakken (Kochen und Backen)

Konjugation von mögen im Präsens

Niederländisch Deutsch
(ik) mag ich mag
(jij) mag / magt du magst/mag
(hij/zij/het) mag er/sie/es mag
(wij) mogen wir mögen
(jullie) mogen ihr mögt
(zij) mogen sie mögen

Beispielsätze

Niederländisch Deutsch
Ik mag de bloem wegen voor het recept. Ich mag das Mehl für das Rezept wiegen.
Jij mag de olie gebruiken om te bakken. Du darfst das Öl zum Braten benutzen.
Hij mag een snufje zout toevoegen aan de saus. Er darf eine Prise Salz zur Soße geben.
Wij mogen de ingrediënten zelf mengen. Wir mögen die Zutaten selbst mischen.
Jullie mogen de boter omdraaien in de pan. Ihr mögt die Butter in der Pfanne wenden.
Zij mogen het deeg laten rijzen met gist. Sie mögen den Teig mit Hefe gehen lassen.

Übung: Verbkonjugation

Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

mogen, mag

1.
Zij ... het deeg laten rijzen met gist.
(Sie mögen den Teig mit Hefe gehen lassen.)
2.
Hij ... een snufje zout toevoegen aan de saus.
(Er darf eine Prise Salz zur Soße geben.)
3.
Ik ... de bloem wegen voor het recept.
(Ich mag das Mehl für das Rezept wiegen.)
4.
Jullie ... de boter omdraaien in de pan.
(Ihr mögt die Butter in der Pfanne wenden.)
5.
Wij ... de ingrediënten zelf mengen.
(Wir mögen die Zutaten selbst mischen.)
6.
Jij ... de olie gebruiken om te bakken.
(Du darfst das Öl zum Braten benutzen.)