10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Lopen (laufen) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Lopen (laufen) - Verbkonjugation und Übungen

Lopen - Konjugation von laufen auf Niederländisch: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Präsens, Indikativ (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Alle Konjugationen und Zeiten: Lopen (laufen) - Verbkonjugation und Übungen

Lehrplan: Niederländischunterricht - Sport en beweging (Sport und Bewegung)

Konjugation von laufen im Präsens (OTT)

Niederländisch Deutsch
(ik) loop ich laufe
(jij) loopt/loop du läufst/ich laufe
(hij/zij/het) loopt er/sie/es läuft
(wij) lopen wir laufen
(jullie) lopen ihr lauft
(zij) lopen sie laufen

Beispielsätze

Niederländisch Deutsch
Ik loop met pijn in mijn rug. Ich laufe mit Rückenschmerzen.
Loop jij naar de supermarkt met die tas? Du läufst mit dieser Tasche zum Supermarkt.
Hij loopt voorzichtig met zijn geblesseerde been. Er läuft vorsichtig mit seinem verletzten Bein.
Wij lopen samen naar de markt. Wir laufen zusammen zum Markt.
Jullie lopen snel naar het uitgang. Ihr lauft schnell zum Ausgang.
Zij lopen elke ochtend in het park. Sie laufen jeden Morgen im Park.

Übung: Verbkonjugation

Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

loopt, lopen, loop

1.
Wij ... samen naar de markt.
(Wir laufen zusammen zum Markt.)
2.
Zij ... elke ochtend in het park.
(Sie laufen jeden Morgen im Park.)
3.
Ik ... met pijn in mijn rug.
(Ich laufe mit Rückenschmerzen.)
4.
... jij naar de supermarkt met die tas?
(Du läufst mit dieser Tasche zum Supermarkt.)
5.
Jullie ... snel naar het uitgang.
(Ihr lauft schnell zum Ausgang.)
6.
Hij ... voorzichtig met zijn geblesseerde been.
(Er läuft vorsichtig mit seinem verletzten Bein.)