10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Kunnen (können) - Verbkonjugation und Übungen

Konjugation des kunnen (können) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

Kunnen (können) - Verbkonjugation und Übungen

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A1

Modul 3: Dag tot dag (Tag für Tag)

Lektion 17: Koken en bakken (Kochen und Backen)

Infinitief Voltooid deelwoord
Kunnen (Können) Gekund (gekonnt)

Zeitformen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) kan ich kann
(jij) kan/kunt du kannst/kannst
(hij/zij/het) kan er/sie/es kann
(wij) kunnen wir können
(jullie) kunnen ihr könnt
(zij) kunnen sie können

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) kon ich konnte
(jij) kon/konde du konntest
(hij/zij/het) kon er/sie/es konnte
(wij) konden wir konnten
(jullie) konden ihr konntet
(zij) konden sie konnten

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) heb kunnen ich habe können
(jij) hebt/heb kunnen du hast können
(hij/zij/het) heeft kunnen er/sie/es hat können
(wij) hebben kunnen wir haben können
(jullie) hebben kunnen Ihr habt können
(zij) hebben kunnen sie haben können

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) heb gekund ich konnte
(jij) hebt/heb gekund du hast gekonnt
(hij/zij/het) heeft gekund er/sie/es hat gekonnt
(wij) hebben gekund wir haben gekonnt
(jullie) hebben gekund Ihr habt gekonnt
(zij) hebben gekund sie haben gekonnt

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal kunnen ich werde können
(jij) zult/zal kunnen du wirst können
(hij/zij/het) zal kunnen er/sie/es wird können
(wij) zullen kunnen wir werden können
(jullie) zullen kunnen ihr werdet können
(zij) zullen kunnen sie werden können

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal kunnen hebben Ich werde haben können
(jij) zal/zul je kunnen hebben du wirst haben können
(hij/zij/het) zal kunnen hebben er/sie/es wird haben können
(wij) zullen kunnen hebben wir werden können haben
(jullie) zullen kunnen hebben Ihr werdet haben können
(zij) zullen kunnen hebben sie werden können gehabt haben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zou kunnen ich könnte
(jij) zou kunnen du könntest
(hij/zij/het) zou kunnen er/sie/es könnte
(wij) zouden kunnen wir könnten
(jullie) zouden kunnen ihr könntet
(zij) zouden kunnen sie könnten

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zou gekund hebben ich hätte können
(jij) zou gekund hebben du hättest gekonnt
(hij/zij/het) zou gekund hebben er hätte können
(wij) zouden gekund hebben wir hätten können
(jullie) zouden gekund hebben ihr hättet können
(zij) zouden gekund hebben sie hätten können
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Niederländisch Deutsch
Kan! Kann!