Dromen (träumen) - Verbkonjugation und Übungen

Konjugation des dromen (träumen) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

 Dromen (träumen) - Verbkonjugation und Übungen

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A2

Modul 5: Dagelijks huishouden (Täglicher Haushalt)

Lektion 31: Bucketlist (Wunschliste)

Infinitief Voltooid deelwoord
Dromen (träumen) Gedroomd (geträumt)

Zeitformen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) droom ich träume
(jij) droomt/droom du träumst
(hij/zij/het) droomt er/sie/es träumt
(wij) dromen wir träumen
(jullie) dromen ihr träumt
(zij) dromen sie träumen

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) droomde ich träumte
(jij) droomde/droomdet du träumtest
(hij/zij/het) droomde er/sie/es träumte
(wij) droomden wir träumten
(jullie) droomden ihr träumtet
(zij) droomden sie träumten

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) heb gedroomd Ich habe geträumt
(jij) hebt gedroomd / hebt gedroomd du hast geträumt/hast geträumt
(hij/zij/het) heeft gedroomd er/sie/es hat geträumt
(wij) hebben gedroomd wir haben geträumt
(jullie) hebben gedroomd Ihr habt geträumt
(zij) hebben gedroomd sie haben geträumt

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) heb gedroomd ich habe geträumt
(jij) hebt gedroomd/hebt gedroomd? du hast geträumt
(hij/zij/het) heeft gedroomd er/sie/es hat geträumt
(wij) hebben gedroomd wir haben geträumt
(jullie) hebben gedroomd ihr habt geträumt
(zij) hebben gedroomd sie haben geträumt

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal hebben gedroomd / zal gedroomd hebben ich werde geträumt haben
(jij) zal hebben gedroomd / zal gedroomd hebben du wirst geträumt haben
(hij/zij/het) zal hebben gedroomd / zal gedroomd hebben er/sie/es wird geträumt haben
(wij) zullen hebben gedroomd / zullen gedroomd hebben wir werden geträumt haben
(jullie) zullen hebben gedroomd / zullen gedroomd hebben ihr werdet geträumt haben
(zij) zullen hebben gedroomd / zullen gedroomd hebben sie werden geträumt haben

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal hebben gedroomd ich werde geträumt haben
(jij) zal hebben gedroomd / zul hebben gedroomd du wirst geträumt haben
(hij/zij/het) zal hebben gedroomd er/sie/es wird geträumt haben
(wij) zullen hebben gedroomd wir werden geträumt haben
(jullie) zullen hebben gedroomd ihr werdet geträumt haben
(zij) zullen hebben gedroomd sie werden geträumt haben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Niederländisch Deutsch
ik zou dromen ich würde träumen
jij zou dromen du würdest träumen
hij/zij/het zou dromen er/sie/es würde träumen
wij zouden dromen wir würden träumen
jullie zouden dromen Ihr würdet träumen
zij zouden dromen sie würden träumen

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Niederländisch Deutsch
ik zou gedroomd hebben ich hätte geträumt
jij zou gedroomd hebben du hättest geträumt
hij/zij/het zou gedroomd hebben Er/sie/es hätte geträumt
wij zouden gedroomd hebben wir hätten geträumt
jullie zouden gedroomd hebben Ihr hättet geträumt
zij zouden gedroomd hebben Sie würden geträumt haben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Niederländisch Deutsch
Droom! Träum!