Dragen (tragen) - Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Präteritum, indikativ) Teilen Kopiert!
Dragen - Konjugation von Tragen im Niederländischen: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Plusquamperfekt, Indikativ. (Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs).
Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Präteritum, indikativ)
Alle Konjugationen und Zeiten: Dragen (tragen) - Verbkonjugation und Übungen
Lehrplan: Niederländischunterricht - In de kledingwinkel (Im Kleidungsgeschäft)
Konjugation von tragen im Präteritum (OVT)
| Niederländisch | Deutsch |
|---|---|
| (ik) droeg | ich trug |
| (jij) droeg/droegde | du trugst |
| (hij/zij/het) droeg | er/sie/es trug |
| (wij) droegen | wir trugen |
| (jullie) droegen | ihr trugt |
| (zij) droegen | sie trugen |
Beispielsätze
| Niederländisch | Deutsch |
|---|---|
| Ik droeg een hippe outfit naar de workshop mode. | Ich trug ein stylisches Outfit zum Modeworkshop. |
| Jij droeg de vintage jas in de paskamer gisteren. | Du trugst die Vintage-Jacke gestern in der Umkleidekabine. |
| Hij droeg een mooie onderbroek vandaag thuis. | Er trug heute zu Hause eine schöne Unterhose. |
| Wij droegen onze favoriete sokken bij de modeshow. | Wir trugen unsere Lieblingssocken bei der Modenschau. |
| Jullie droegen een ouderwetse stijl tijdens het feest. | Ihr trugt während der Feier einen altmodischen Stil. |
| Zij droegen duurzame kleding met een trendy merk. | Sie trugen nachhaltige Kleidung mit einer trendigen Marke. |
Übung: Verbkonjugation
Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.
droegen, droeg
1.
Ik ... een hippe outfit naar de workshop mode.
(Ich trug ein stylisches Outfit zum Modeworkshop.)
2.
Wij ... onze favoriete sokken bij de modeshow.
(Wir trugen unsere Lieblingssocken bei der Modenschau.)
3.
Zij ... duurzame kleding met een trendy merk.
(Sie trugen nachhaltige Kleidung mit einer trendigen Marke.)
4.
Jullie ... een ouderwetse stijl tijdens het feest.
(Ihr trugt während der Feier einen altmodischen Stil.)
5.
Hij ... een mooie onderbroek vandaag thuis.
(Er trug heute zu Hause eine schöne Unterhose.)
6.
Jij ... de vintage jas in de paskamer gisteren.
(Du trugst die Vintage-Jacke gestern in der Umkleidekabine.)