Antwoorden (antworten) - Verbkonjugation und Übungen

Konjugation des antwoorden (antworten) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

 Antwoorden (antworten) - Verbkonjugation und Übungen

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A1

Modul 3: Dag tot dag (Tag für Tag)

Lektion 18: Dingen vragen (Dinge fragen)

Infinitief Voltooid deelwoord
Antwoorden (antworten) Geantwoord (Geantwortet)

Zeitformen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) antwoord ich antworte
(jij) antwoordt du antwortest
(hij/zij/het) antwoordt er/sie/es antwortet
(wij) antwoorden wir antworten
(jullie) antwoorden ihr antwortet
(zij) antwoorden sie antworten

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) antwoordde ich antwortete
(jij) antwoordde/antwoorde du antwortetest/antwortetest
(hij/zij/het) antwoordde er/sie/es antwortete
(wij) antwoordden wir antworteten
(jullie) antwoordden ihr antwortetet
(zij) antwoordden sie antworteten

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) heb geantwoord Ich habe geantwortet
(jij) hebt/heb geantwoord du hast geantwortet
(hij/zij/het) heeft geantwoord er/sie/es hat geantwortet
(wij) hebben geantwoord wir haben geantwortet
(jullie) hebben geantwoord Ihr habt geantwortet
(zij) hebben geantwoord Sie haben geantwortet

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) heb geantwoord ich habe geantwortet
(jij) hebt/geantwoord du hast geantwortet
(hij/zij/het) heeft geantwoord er/sie/es hat geantwortet
(wij) hebben geantwoord wir haben geantwortet
(jullie) hebben geantwoord Ihr habt geantwortet
(zij) hebben geantwoord sie haben geantwortet

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal antwoorden ich werde antworten
(jij) zult antwoorden / zal antwoorden du wirst antworten
(hij/zij/het) zal antwoorden er/sie/es wird antworten
(wij) zullen antwoorden wir werden antworten
(jullie) zullen antwoorden ihr werdet antworten
(zij) zullen antwoorden sie werden antworten

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal hebben geantwoord ich werde geantwortet haben
(jij) zult/zal hebben geantwoord du wirst geantwortet haben
(hij/zij/het) zal hebben geantwoord er/sie/es wird geantwortet haben
(wij) zullen hebben geantwoord wir werden geantwortet haben
(jullie) zullen hebben geantwoord ihr werdet geantwortet haben
(zij) zullen hebben geantwoord sie werden geantwortet haben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zou beantwoorden ich würde antworten
(jij) zou beantwoorden du würdest antworten
(hij/zij/het) zou beantwoorden er/sie/es würde antworten
(wij) zouden beantwoorden wir würden antworten
(jullie) zouden beantwoorden ihr würdet antworten
(zij) zouden beantwoorden sie würden antworten

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zou geantwoord hebben ich hätte geantwortet
(jij) zou geantwoord hebben du hättest geantwortet
(hij/zij/het) zou geantwoord hebben er/sie/es hätte geantwortet
(wij) zouden geantwoord hebben wir hätten geantwortet
(jullie) zouden geantwoord hebben ihr hättet geantwortet
(zij) zouden geantwoord hebben sie hätten geantwortet
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Niederländisch Deutsch
Antwoord! antworte